Tientallen korenwolven geboren tijdens een fokprogramma moeten in het wild worden uitgezet. De grote vraag is: waar?
Het uitzetproject van de korenwolf (of Europese hamster) dreigt anders te mislukken. Diergaarde Blijdorp doet daarom een klemmend beroep op staatssecretaris mevrouw G.H. Faber om op zeer korte termijn een adequaat gebied veilig te stellen en in te richten, met de bedoeling zo spoedig mogelijk korenwolven uit te zetten.
Sinds 1999 verzorgt Diergaarde Blijdorp de coördinatie van het fokprogramma van de korenwolf. Er waren in 2001 al diverse dieren voor reïntroductie beschikbaar, maar er was in het gebied van herkomst nog geen geschikt leefgebied. Inmiddels is duidelijk dat het ministerie ook in 2002 vrijwel zeker nog geen goed leefgebied voor de korenwolf heeft.
Mieren zijn magnifieke navigators
Mieren zijn in staat tot verbazingwekkende navigatieprestaties. Misschien kan waardering hiervoor helpen om deze insectensoorten te behouden.
Verkeerde ambiance
Bij overleg met de begeleidingscommissie van het project – bestaande uit Alterra, Natuurmonumenten, Das&Boom en Diergaarde Blijdorp – volgde het advies dat een leefgebied minimaal dertig hectare groot moet zijn op moment van uitzet, met de garantie dat dit in één á anderhalf jaar toeneemt tot 45 hectare. Aan deze eis kon het ministerie in het voorjaar van 2001 niet voldoen. Er was wel een gebied van 23 hectare beschikbaar, maar dat was niet optimaal ingericht en bovendien versnipperd. Op dit moment heeft het ministerie een terrein van zeventien hectare bij de Maastrichtse wijk Amby ingericht voor de hamster. Een deel ervan is aangeplant met bos, wat voor hamsters geen geschikt leefgebied is. Diergaarde Blijdorp en Das&Boom achten het onverantwoord om de korenwolven in zo’n gebied uit te zetten.
Dit jaar zijn er 99 dieren geboren bij de twee fokstations, Das&Boom en Diergaarde Blijdorp. Volgend voorjaar zullen daarvan ongeveer zestig dieren klaar zijn voor terugkeer naar de natuur. Omdat de vruchtbaarheid van hamsters op éénjarige leeftijd het grootst is (de meeste dieren brengen in hun tweede jaar geen jongen meer groot), is het dan ook de hoogste tijd dat de dieren weer in het wild gaan leven. Uitstellen van de reïntroductie is niet langer een optie: in het voorjaar van 2002 moet het gebeuren.