Ernstige droogte als gevolg van klimaatverandering leidde ongeveer 50.000 jaar geleden mogelijk tot de ondergang van de dwergolifant in Indonesië – en de hobbitachtige mensensoort die op hen jaagde.
Homo floresiensis, een uitgestorven mensachtige die hoogstens een meter hoog werd, jaagde ooit op dwergolifanten op het eiland Flores in de Stille Zuidzee. Nu lijkt het erop dat klimaatverandering een rol speelde in de ondergang van beide soorten.
Tot ongeveer 50.000 jaar geleden floreerde de Homo floresiensis op het eiland Flores in de Stille Zuidzee. De mensachtige, die ongeveer een meter lang was, at het vlees van een soort dwergolifant, de zogeheten stegodont.
‘Einstein liep als theoreticus vast op de nieuwe bevindingen’
Toen de Nederlandse natuurkundige Heike Kamerlingh Onnes iets geks ontdekte over supergeleiding, was dit onder veel fysici het gesprek van de dag. Maa ...
Onderzoekers dachten oorspronkelijk dat de kleine mensachtigen – waarvan de botten in 2003 in de Liang Bua-grot zijn ontdekt – pas 12.000 jaar geleden uitstierven. Dat weten ze toen aan vulkaanuitbarstingen en aan de concurrentie met de veel grotere Homo sapiens.
Recenter onderzoek stelt echter dat zowel H. floresiensis als zijn voornaamste prooi, Stegodon florensis insularis, al zo’n 38.000 jaar eerder uitstierven en dat de moderne mens pas zo’n 4000 jaar daarna arriveerde. Er is ook geen duidelijk bewijs voor vulkanische activiteit in de periode voorafgaand aan het uitsterven, zegt paleoklimatoloog Michael Gagan van de Universiteit van Wollongong in Australië.
Klimaatklap
Hij vroeg zich af of de mensachtige het slachtoffer was geworden van klimaatverandering. In deze regio is het leeuwendeel van de jaarlijkse regenval afkomstig van zomermoessons. Dat betekent dat veranderde weerpatronen een grote weerslag hebben op de overlevingskansen van de plaatselijke soorten.
Om dit uit te zoeken, verzamelde het team van Gagan rotsmonsters in een grot op 600 meter afstand van Liang Bua. Ze kozen deze locatie omdat de rotsen op deze plek al nauwkeurig gedateerd waren. Ze onderzochten de verhouding tussen magnesium, calcium en verschillende zuurstofisotopen in de rotsen. Die geeft belangrijke informatie over vroegere seizoensgebonden neerslagpatronen, aldus Gagan.
Uit de analyse bleek dat de gemiddelde jaarlijkse regenval in het gebied met 38 procent daalde tussen 76.000 en 55.000 jaar geleden. Rond 56.000 jaar geleden was het klimaat 51 procent droger dan nu.
Moessons zorgen voor de watertoevoer in rivieren, meren en andere zoetwaterbronnen. Minder regenval in de zomer kan dus hebben geleid tot een strijd om het schaarse water dat beschikbaar was, zegt Gagan.
Trektocht
Toen de droogte aanhield, slonken de watervoorraden zozeer dat de stegodonten – die net als hedendaagse olifanten veel water nodig hadden – hun thuisbasis verlieten op zoek naar water. Mogelijk trokken ze langs de groenere kustgebieden, zegt Gagan. De H. floresiensis kan hetzelfde hebben gedaan, in navolging van hun prooi.
Als de stegodonten waren gebleven, was hun aantal drastisch geslonken door het watergebrek, zegt Gagan. In dat geval kan de jacht van de H. floresiensis tot hun uitsterving hebben geleid. De mensachtige moet dan vervolgens hun leefgebied hebben verlaten, op zoek naar voedsel op andere plekken.
Buiten hun gebruikelijke leefgebieden waren beide soorten waarschijnlijk kwetsbaar – vooral als ze ook nog eens moderne mensen tegen het lijf liepen, zegt Gagan. Dat is mogelijk: Homo sapiens reisde toentertijd hoogstwaarschijnlijk in boten langs de kustlijn van het eiland. Ze waren op weg van Azië naar Sahul – het voormalige continent dat zich later opsplitste in Australië en een aantal nabijgelegen eilanden. Daar zijn ze minstens 60.000 jaar geleden gearriveerd.
De vulkanische activiteit die tussen 50.000 en 47.000 jaar geleden het gebied plaagde, heeft het uitsterven mogelijk nog verder aangejaagd. Vulkaanas kan het toch al schaarse water ondrinkbaar hebben gemaakt. Toch wijzen de magnesium- en zuurstofmetingen erop dat de invloed van vulkanen maar beperkt is geweest.
Te veel, te snel
Dit scenario klinkt logisch, aangezien de beschikbaarheid van water een bepalende factor is voor veranderingen bij mens en dier, zegt geneticus Michela Leonardi van de Universiteit van Cambridge in het Verenigd Koninkrijk. ‘We weten dat wanneer er geen water is, overleven erg lastig wordt.’
Beide soorten hebben een bijzonder aanpassingsvermogen getoond: ze waren met hun kleine formaat aangepast voor het eilandleven. Deze nieuw ontdekte klimaatverandering zou echter te snel zijn gebeurd om met evolutionaire aanpassingen te kunnen bijbenen, stelt Leonardi.