Een bot van een zesjarig kind van neanderthalers vertoont kenmerken van het syndroom van Down. Dit laat zien dat neanderthalers waarschijnlijk voor hun groepsgenoten zorgden.

Een neanderthalerkind met het syndroom van Down is mogelijk zes jaar oud geworden. Dat blijkt uit een fossiel oorbotje. De vondst draagt bij aan het groeiende bewijs dat neanderthalers zorgzaam en sociaal waren. De uitgestorven menssoort toonde regelmatig medeleven voor hun groepsleden.

Fossiel

Het neanderthalerfossiel lag in Cova Negra, een grot in de buurt van de stad Xàtiva in het oosten van Spanje. In de grot zijn sinds de jaren twintig van de vorige eeuw regelmatig opgravingen gedaan. Daaruit bleek duidelijk dat tussen de 273.000 en de 146.000 jaar geleden neanderthalers in de grot woonden.

Onder de huid
LEES OOK

Onder de huid

Er zijn aanwijzingen dat huidschade leidt tot ontstekingen, cognitieve achteruitgang en zelfs algehele veroudering.

Antropoloog Mercedes Conde Valverde van de Universiteit van Alcalá in Spanje en haar collega’s sorteerden dierlijke resten uit de grot. Daarbij ontdekten zij een fragment van een mensachtig bot. Ze vonden het bot in omgewoelde aarde, daardoor kunnen ze het niet betrouwbaar dateren. Het bot is een deel van het slaapbeen aan de zijkant van de schedel en bevat delen van het binnenoor.

Het team gebruikte CT-scans om een 3D-model van het bot te maken. Hierdoor konden ze vaststellen dat het afkomstig was van een neanderthaler. Door te kijken hoe ver het bot ontwikkeld was, concludeerde het team dat het toebehoorde aan een kind dat minstens zes jaar en waarschijnlijk niet ouder dan tien jaar oud was. De onderzoekers publiceerden hun conclusie in het wetenschappelijke tijdschrift Science Advances.

Het slaapbeenfossiel van de neanderthaler, gevonden in Cova Negra in Spanje. Beeld: M. Conde-Valverde, et al. 2024.

Syndroom van Down

Het team vond verschillende opvallende kenmerken in het binnenoor, met name in de halfcirkelvormige kanalen die deel uitmaken van het evenwichtsorgaan. Een van de kanalen was ongewoon breed. Een andere was verbonden met een aangrenzende kamer, genaamd het vestibulaire aquaduct, terwijl die onderdelen normaal van elkaar gescheiden zijn. Bovendien was het slakkenhuis, dat cruciaal is voor het gehoor, bijzonder klein.

Deze combinatie van kenmerken komt alleen voor bij mensen met het syndroom van Down, zegt Conde Valverde. Bij deze genetische aandoening heeft iemand meestal drie exemplaren van chromosoom 21, in plaats van twee. De aandoening kan onder andere leiden tot leerproblemen, problemen met horen en evenwicht, en opvallende gelaatstrekken.

Het syndroom van Down bestaat waarschijnlijk al zo lang als de mensheid. Een studie van oud DNA, gepubliceerd in februari van dit jaar, ontdekte zes gevallen van het syndroom bij baby’s en jonge kinderen waarvan één dateert van bijna 5000 jaar geleden.

Medeleven

Dit neanderthalerkind had waarschijnlijk meer zorg nodig dan leeftijdsgenootjes, zegt Conde Valverde. Het kind kan het bijvoorbeeld moeilijk hebben gehad om zich naar nieuwe plekken te verplaatsen, vanwege de duizeligheidaanvallen die voorkomen bij het syndroom van Down. ‘We denken dat de moeder waarschijnlijk hulp nodig had’, zegt ze, omdat de intensievere zorg voor de kinderen haar en mogelijk ook de vader zou belemmeren bij het doen van andere belangrijke activiteiten, zoals het verzamelen van voedsel.

Het is onwaarschijnlijk dat de neanderthalers in de groep verwachtten dat het kind veel praktische hulp kon leveren, zegt Conde Valverde. Ze zullen dus voor het kind hebben gezorgd uit puur medeleven.

Bijdrage

Antropoloog Sarah Turner van de Concordia-universiteit in Montreal, Canada, die niet meedeed aan het onderzoek, is het niet eens met deze verwachting. ‘Mensen met het syndroom van Down dragen op allerlei manieren bij aan moderne samenlevingen’, zegt ze. ‘En ik weet zeker dat dat in de neanderthalersamenleving ook zo was.’

‘Er is veel variatie in wat als een handicap wordt beschouwd en hoe mensen met een handicap worden behandeld in verschillende menselijke contexten’, zegt Turner. ‘Mededogen is een mogelijke motivator, maar zonder te weten over iemands leven en hoe hij werd behandeld en zich gedroeg, denk ik niet dat we veel kunnen zeggen over hoe en waarom hij overleefde.’

Turner toonde eerder aan dat wilde primaten die met handicaps of ontwikkelingsstoornissen worden geboren lang kunnen overleven. Zo is er een geval bekend van een babychimpansee die geboren werd met wat het syndroom van Down leek te zijn. Die overleefde zolang de moeder hulp kreeg van een oudere dochter, maar stierf nadat de dochter zelf een baby kreeg en niet langer kon helpen.

Zorgzaamheid

‘Neanderthalers zorgden duidelijk voor hun groepsgenoten. Dit is een prachtig voorbeeld dat duidelijk maakt hoeveel ze om elkaar gaven’, zegt archeoloog Penny Spikins van de Universiteit van York in het Verenigd Koninkrijk, die niet betrokken was bij het onderzoek.

Er bestaat al meer bewijs van zorgzaamheid en medeleven onder neanderthalers, zegt Spikins. Zo had een volwassen mannelijke neanderthaler, wiens overblijfselen zijn gevonden in de Shanidargrot in Irak, een verlamde arm en een zwaar beschadigd been. Daarnaast was hij ‘waarschijnlijk doof en blind aan één oog’, zegt ze. Hij leefde nog tien tot vijftien jaar na het oplopen van deze verwondingen, dus ‘hij moet verzorgd zijn geweest’.

De neanderthalers hebben het kind waarschijnlijk niet verzorgd in de verwachting dat het op volwassen leeftijd de dienst zou terugbetalen, zeggen Conde Valverde en Spikins. ‘Dit idee van analytisch nadenken of iemand productief zal zijn, komt heel erg uit onze samenleving’, zegt Spikins. De realiteit is dat we geëvolueerd zijn om in hechte groepen te leven en dat een instinct om voor elkaar te zorgen cruciaal was. Mensen met het syndroom van Down zijn vaak ‘enorm aanhankelijk en heel sociaal’, zegt ze, ‘en dat is heel belangrijk in dit soort kleinschalige samenlevingen.’