Nijmegen (NL) – Een kever vormt het levende bewijs dat fysieke barrières geen noodzaak zijn voor het ontstaan van nieuwe soorten.


Wanneer bergen of water populaties dieren van elkaar scheiden, kunnen deze zo veel van elkaar gaan verschillen dat er nieuwe soorten ontstaan. Biologe Stefanie Pappers toonde tijdens haar promotie aan dat nieuwe soorten zich ook kunnen ontwikkelen zonder dat er fysieke barrières zijn.
Pappers bestudeerde het waterleliehaantje – een klein kevertje dat leeft op waterplanten van de waterlelie- en de duizendknoopfamilie. Het bijzondere aan deze kever is dat zijn uiterlijk sterk verschilt afhankelijk van de plant waar hij op leeft, zelfs als deze planten bij elkaar in dezelfde plas groeien. Waterleliehaantjes op de duizendknoopachtigen zijn kleiner, lichter van kleur en hebben kleinere kaken. Vooral dit laatste wijst erop dat er sprake is van ‘adaptieve specialisatie’: de kevertjes hebben zich aangepast aan een specifieke gastheerplant. Duizendknopen hebben namelijk veel minder dikke en taaie bladeren dan de planten van de waterleliefamilie.
Doordat de waterleliehaantjes zich zeer sterk aanpasten aan één specifieke gastheerplant, ontstonden er twee populaties die nog maar nauwelijks mengen. De kevers leven weliswaar bij elkaar in dezelfde plas, maar eten en paren elk op hun eigen gastheerplant. De twee groepen verschillen nog niet zo veel van elkaar dat de onderzoekers ze als aparte soorten bestempelen, maar ze zijn er wel voorlopers van. Het zijn zogenaamde ‘gastheerrassen’.

Mirjam Leunissen