Ringen, manen, stormen en een heldere poolkap – het is allemaal te zien op deze nieuwe foto van Uranus, gemaakt door de James Webb-ruimtetelescoop.
De James Webb-ruimtetelescoop maakte het beste beeld tot nu toe van de planeet Uranus. Hierop zijn zijn ringen en turbulente atmosfeer in prachtig detail te zien.
Ringen
Tot dit jaar waren de ringen van Uranus slechts twee keer rechtstreeks in beeld gebracht: door de Voyager 2-ruimtesonde en het Keck-observatorium op aarde. Afgelopen april maakte ook de James Webb-ruimtetelescoop een plaatje van de planeet. Zijn infraroodsensoren gaven toen een duidelijk beeld van de rots- en stofringen van de ijsreus. In totaal waren 11 van de 13 bekende ringen zichtbaar. De laatste twee waren te zwak om te zien.
Thomas Hertog werkte samen met Stephen Hawking en onderzoekt de oerknal
Tijd en natuurwetten zijn voortgekomen uit de oerknal, in een chaotisch proces van toevalligheden, zegt theoretisch natuurkun ...
De telescoop volgde zijn waarnemingen nu op met een meting in meer golflengtes van infrarood licht. Zo zijn de ringen nog gedetailleerder op de gevoelige plaat vastgelegd. In het nieuwe beeld zijn ook de laatste twee ringen zichtbaar.
Op het plaatje hierboven zijn 9 van de 27 manen van Uranus te zien. Een andere nieuwe foto van de telescoop, hieronder te zien, toont nog eens vijf manen (Oberon, Umbriel, Ariel, Miranda en Titania) die oplichten als blauwe sterren.
Snelle rotatie
Door de schuine stand van de planeet hebben de verschillende zijden van Uranus lange perioden van zonlicht en duisternis. Elk seizoen duurt er 21 aardse jaren. Daardoor heeft de planeet een opvallende poolkap en atmosferische stormen, die beide duidelijk zichtbaar zijn in de bovenste foto. De stormen bevinden zich net onder de zuidelijke rand van de brede witte poolkap. Ze zijn te zien als witte flarden tegen de blauwe achtergrond.
Hoewel Uranus er 84 jaar over doet om rond de zon te draaien, heeft de planeet maar 17 uur nodig om een rotatie om zijn eigen as te voltooien. De atmosfeer en manen van de planeet bewegen daardoor sneller dan de standaard belichtingstijd van een telescoop. De astronomen van de James Webb-telescoop gebruikten daarom een combinatie van lange en korte belichtingstijden om de beelden te maken, zodat de veranderende kenmerken werden uitgevlakt.