Blauwe vinvissen volgen koude waterstromen in de oceaan om op hun prooidieren te jagen. Ze weten dat de stromingen, die worden aangejaagd door sterke wind, veel krill bevatten.
Blauwe vinvissen zoeken tijdens de jacht koud water op dat door de wind in beweging wordt gebracht. Zo komen ze op het spoor van grote zwermen krill, waar ze zich mee voeden. Als het windstil is en de koude stromingen verdwijnen, trekken blauwe vinvissen zich terug. Daarbij komen ze onbedoeld in het vaarwater van schepen terecht.
Samen met collega’s deed oceanograaf John Ryan onderzoek in de Baai van Monterey, voor de kust van de Amerikaanse staat Californië. Hij bestudeerde de bewegingen van blauwe vinvissen en vergeleek die met zeestromingen vlakbij de kust. Om de dieren in de gaten te houden, luisterde hij met onderwatermicrofoons naar de roep van de vinvissen. Deze microfoons detecteerden ook de zwemrichting van de dieren.
Mieren zijn magnifieke navigators
Mieren zijn in staat tot verbazingwekkende navigatieprestaties. Misschien kan waardering hiervoor helpen om deze insectensoorten te behouden.
Opwellingsgebieden
Vinvissen voeden zich onder meer met krill: kleine garnaalachtige zeediertjes. Die komen tevoorschijn als een stevige wind het zeewater verstoort en een zogenoemd opwellingsgebied creëert. In zo’n gebied wordt het warme oppervlaktewater afgevoerd en krijgt koud water de kans om op te stijgen. Zo vormt zich een verticale stroming. In die stroming bevindt zich veel voedsel, waar de krill massaal op af komen. Wanneer de wind afneemt, zakt het koude water weer naar beneden.
Tot dit moment dachten veel onderzoekers dat vinvissen vooral hun geheugen gebruiken tijdens de jacht op hun prooidieren. Ze zouden zich van voorgaande jaren herinneren welke gebieden de meeste krill bevatten. Ryan en zijn team tonen nu echter aan dat blauwe vinvissen zich ook laten leiden door de stroming van het koude water.
Scheepvaart
Ecoloog Marlee Tucker, verbonden aan de Radboud-universiteit, is erg te spreken over het onderzoek. ‘Sommige diersoorten, zoals olifanten, ganzen en vinvissen, leggen grote afstanden af in hun zoektocht naar voedsel, een plek om te paren, of een schuilplaats tegen roofdieren’, zegt ze. ‘Als we de bewegingen van dieren in kaart brengen, leren we meer over hun leefgebieden en kunnen we ons beleid voor natuurbehoud aanscherpen.’
Dat is zeker ook het geval voor deze vinvissen. Uit Ryans onderzoek blijkt dat zij zich, na het afzwakken van de wind, gevaarlijk dicht bij vrachtschepen begeven en daar soms zelfs mee botsen. ‘Het effect van de industrie op de natuur is groot’, zegt Tucker. ‘Niet alleen de scheepvaart tast oceanen aan, maar ook vervuiling, overbevissing en klimaatverandering. Het wordt voor zeedieren dus steeds moeilijker om de mens te ontwijken.’ Die benarde positie waarin vinvissen zich bevinden, is hier duidelijk te zien.
Seizoensgebonden wind- en waterstromen kunnen nu worden gebruikt om de bewegingen van de vinvissen te voorspellen. ‘We krijgen een steeds beter beeld van de omgeving die blauwe vinvissen en vrachtschepen met elkaar delen’, zegt Tucker. ‘Met die informatie kunnen we bufferzones aanwijzen, waar de goederenschepen niet doorheen mogen varen. Zo kunnen we de vervuiling en geluidsoverlast van de scheepvaart verminderen en de dieren meer leefruimte geven.’