De puberteit van jongeren in de ijstijd duurde net zo lang als die van de moderne mens. Door de tanden en botten van ijstijdtieners te analyseren, konden onderzoekers achterhalen wanneer hun puberteit begon en wanneer zij geslachtsrijpheid bereikten.

Aan de hand van de tanden en botten van dertien fossielen bepaalden onderzoekers de timing en duur van de puberteit in de ijstijd. Ze ontdekten dat mensen in de ijstijd weliswaar later in de puberteit kwamen dan wij, maar dat zij de verschillende stadia van de puberteit wel op hetzelfde tempo doorliepen als mensen tegenwoordig.

De meetgegevens zijn het eerste directe bewijs dat iets vertelt over seksuele ontwikkeling in het pleistoceen. De onderzoekers publiceerden hun resultaten in het wetenschappelijk tijdschrift Journal of Human Evolution.

Op zoek naar de vliegroute van de grote stern
LEES OOK

Op zoek naar de vliegroute van de grote stern

Ecoloog Ruben Fijn bracht met gps voor het eerst uitgebreid het vlieggedrag van de grote stern in kaart. Zijn onderzoek laat ...

Secundaire geslachtskenmerken

Het onderzoeksteam, dat bestond uit onder andere archeologen en paleontologen uit Europa en Canada, analyseerde dertien fossielen van jongeren tussen de tien en twintig jaar. De fossielen werden gevonden op verschillende plekken in Europa en stammen uit het Jong Paleolithicum (40.000 tot 12.000 jaar geleden), de periode die het einde van de laatste ijstijd markeert.

Om te bepalen in welk stadium van de puberteit de tieners zich bevonden toen ze stierven, keken de onderzoekers naar de mineralisatie van de hoektanden. Dit proces, waarbij tandsteen ontstaat, wordt gedeeltelijk beïnvloed door hormonen en is gerelateerd aan de groeispurt. Ook keken ze naar de groei van de botten van de hand, elleboog, pols, nek en bekken. De techniek die ze gebruikten wordt al langer toegepast op historische populaties, maar nog niet eerder bij mensen die zo lang geleden leefden.

De vorm van iemands tanden en de sluiting van iemands groeischijven geven aan hoe ver iemand is in diens ontwikkeling. Op basis daarvan konden de archeologen niet alleen de leeftijd van de ijstijdtieners bepalen, maar ook hoe ver hun secundaire geslachtskenmerken zich op dat moment hadden ontwikkeld.

De onderzoekers ontdekten bijvoorbeeld dat de meeste ijstijdjongeren waarschijnlijk vanaf hun dertiende of veertiende schaamhaar kregen. Bovendien suggereren hun gegevens dat vrouwen pas rond hun zestiende of zeventiende hun eerste menstruatie hadden.

Marie Soressi, archeoloog aan de Universiteit Leiden: ‘Dit onderzoek suggereert dat puberteit in het Jong Paleolithicum later plaatsvond dan tegenwoordig. Een fascinerende bevinding.’ Moderne mensen beginnen te puberen tussen hun achtste en hun veertiende, terwijl deze ijstijdtieners pas tussen hun dertiende en zestiende in de puberteit lijken te zijn gekomen.

Negen jaar

Mensen denken weleens dat de vroegere mensen uit de ijstijd vanwege hun barre leefomstandigheden sneller volwassen werden dan mensen tegenwoordig. Dit onderzoek laat zien dat deze aanname ongegrond is; naar alle waarschijnlijkheid kwamen mensen in de ijstijd juist wat later in de puberteit dan wij.

De puberteit van de ijstijdjongeren duurde waarschijnlijk zo’n negen jaar, vergelijkbaar met die van jongeren nu. Wanneer het langer duurt om de stadia van de puberteit te doorlopen, wijst dit er vaak op dat jongeren bepaalde vormen van ‘stress’ ervaren, bijvoorbeeld wanneer ze te weinig te eten hebben of worden blootgesteld aan geweld. Hoewel het moeilijk te zeggen is voor welke uitdagingen mensen uit de ijstijd precies kwamen te staan, wijzen verschillende onderzoeken erop dat mensen in het Jong Paleolithicum relatief gezond leefden. Dit onderzoek onderstreept dat.

Ongezonde jongeren

Dat neemt niet weg dat de timing en duur van de puberteit bij mensen uit het pleistoceen net als bij ons veel varieerde. Bovendien zijn de gebruikte fossielen overblijfselen van mensen die als jongere stierven – iets wat ook toen al vrij ongebruikelijk was. De jongeren waren dus mogelijk ongezonder dan gemiddeld. Hierdoor is het lastig om met zekerheid conclusies te trekken over de puberteit van de gemiddelde ijstijdtiener, zeker gezien er slechts dertien fossielen zijn geanalyseerd.

Toch is dat volgens Soressi geen reden om te twijfelen aan de waarde van dit onderzoek. ‘De onderzoekers zijn voorzichtig te werk gegaan met de gegevens die ze ter beschikking hadden. Het zou kunnen dat gegevens afkomstig van individuen die relatief vroeg stierven de resultaten enigszins hebben beïnvloed, maar dit onderzoek is alsnog een belangrijke stap in het reconstrueren van de ontwikkeling van jongeren door de geschiedenis heen.’