Een ijstijd van 466 miljoen jaar geleden werd veroorzaakt door een enorme botsing tussen planetoïden. Dat suggereren geologen in het blad Science Advances.
466 miljoen jaar geleden knalde een planetoïde met een diameter van 150 kilometer tegen een onbekend object, ergens tussen Mars en Jupiter. Daardoor daalde 2 miljoen jaar lang een regen van ruimtestof neer op de aarde, zo ontdekte een team geologen verbonden aan de Universiteit van Lund in Zweden. Deze geleidelijke stofregen zou ertoe geleid hebben dat minder zonlicht de aarde kon bereiken, waardoor de zeeën bevroren en een ijstijd begon.
Meteorietenmateriaal
Het team onderzocht gesteenten in het zuiden van Zweden en bij de Lynnarivier niet ver van Sint-Petersburg in Rusland op de aanwezigheid van materiaal uit de ruimte. Met isotopenonderzoek vonden ze relatief grote hoeveelheden meteorietenmateriaal in gesteentelagen van ongeveer 466 miljoen jaar oud, ten tijde van de planetoïdenbotsing.
Op zoek naar de vliegroute van de grote stern
Ecoloog Ruben Fijn bracht met gps voor het eerst uitgebreid het vlieggedrag van de grote stern in kaart. Zijn onderzoek laat ...
Deze resultaten vergeleek het team vervolgens met eerdere studies waarbij het startpunt van dalingen in de zeespiegel was bepaald. Het moment waarop het eerste ruimtestof van de botsing neerdaalde, bleek nauwkeurig overeen te komen met het moment waarop de zeespiegel begon te dalen.
Omdat een daling in de zeespiegel een indicatie is voor bevriezende zeeën en ijstijdomstandigheden, denken de geologen dat er sprake is van oorzaak en gevolg. ‘De timing lijkt perfect’, zegt onderzoeksleider Birger Schmitz in een persbericht.
Zacht duwtje
Er valt continu stof vanuit de ruimte naar de aarde. Normaal gesproken is dit echter slechts een fractie van de hoeveelheid stof die zich in de atmosfeer bevindt. Het meeste stof komt van de aarde zelf, bijvoorbeeld uit vulkanen en woestijnen. Maar het team ontdekte dat de planetoïdenbotsing zoveel ruimtestof op aarde had veroorzaakt – 10.000 keer meer dan normaal – dat dit genoeg was om het klimaat aanzienlijk te veranderen.
Philipp Heck, mede-auteur van de studie, benadrukt in een persbericht de traagheid van dat proces: ‘We hebben het hier over periodes van miljoenen jaren. Wat hier gebeurde, is iets totaal anders dan de klimaatverandering die de meteoriet die 65 miljoen jaar geleden de dinosauriërs doodde veroorzaakte. Ook is het iets heel anders dan de opwarming van de aarde die we nu zien. Daarmee vergeleken was de afkoeling van de aarde die wij hebben bestudeerd een zacht duwtje.’
Mede doordat het klimaat zo geleidelijk afkoelde, kreeg het leven op aarde de tijd om zich aan te passen. Dat leverde uiteindelijk een explosie aan biodiversiteit op, ook wel het Great Ordovician Biodiversification Event (GOBE), vernoemd naar het tijdperk waarin deze explosie plaatsvond.