Geologen hebben ontdekt hoe mysterieuze dubbellaagse kraters op Mars zijn ontstaan. Hun vondst kan veel inzicht leveren in de ijzige geschiedenis van de rode planeet.

Een dubbellaagse krater op Mars. Bron: Nasa
Een dubbellaagse krater op Mars.
Bron: Nasa

Waarschijnlijk was de planeet ten tijde van de meteorietinslagen bedekt met een dikke laag ijs. Dat concluderen planeetwetenschappers van de Amerikaanse Brown-universiteit.

Op het oppervlak van Mars zijn meer dan zeshonderd dubbellaagse kraters te vinden. Tot nog toe was het een raadsel hoe deze mysterieuze kraters zijn ontstaan. Een krater heeft normaal gesproken een enkele ring van uitgespuwd materiaal om zich heen. Maar deze zeshonderd marskraters hebben een extra laag.

Thomas Hertog werkte samen met Stephen Hawking en onderzoekt de oerknal
LEES OOK

Thomas Hertog werkte samen met Stephen Hawking en onderzoekt de oerknal

Tijd en natuurwetten zijn voortgekomen uit de oerknal, in een chaotisch proces van toevalligheden, zegt theoretisch natuurkun ...

Volgens planetair-geologen James Head en David Kutai Weiss ontstond de bovenste laag toen krakerpuin over een tientallen meters dikke ijslaag naar beneden gleed. ‘Recente ontdekkingen hebben aangetoond dat het klimaat van Mars in het verleden flink schommelde’, zegt Head. Volgens hem, en veel collega-astronomen, is het ijs van de polen ooit gezakt naar lagere breedtegraden, precies tot de plek waar de dubbellaagse kraters te zien zijn. De ijslaag was tot wel vijftig meter dik.

Toen een meteoriet het koude planeetoppervlak trof, boorde hij zich diep in de ijslaag en spuwde steen en ander puin uit, waardoor de eerste kraterlaag vormde. Het puin aan de top gleed vervolgens over het gladde ijs naar beneden, waardoor de tweede laag ontstond.

Perfecte match
Het scenario komt perfect overeen met wat astronomen tegenwoordig op de planeet zien. Ten eerste verklaart de theorie de groeven die rondom de kraterrand zitten. Dergelijke scheuren zijn ook te zien bij aardverschuivingen op aarde.

Ten tweede lijkt de grootte van de kraters te kloppen. Hoe steil een kraterwand is, is afhankelijk van de kratergrootte. Hoe kleiner de krater, hoe steiler de helling. De geologen berekenden dat een krater die breder is dan vijfentwintig kilometer zo’n flauwe hellingen heeft dat puin nooit zou gaan schuiven. Alle dubbellaagse kraters zijn echter kleiner dan 25 kilometer, en voldoen dus aan het profiel van ijsschuivende kraters.

Ten slotte hebben de dubbellaagse kraters geen ‘secundaire kraters’. Dit zijn gaten rondom een primair kratergat, die zijn ontstaan toen puin de krater uitvloog en nieuwe gaten in het oppervlak sloeg. Dat de dubbellaagse kraters geen secundaire gaten vertonen, zou ook zijn te wijten aan de ijslaag. Deze ving het rondslingerende puin op, zodat de stenen het oppervlakte intact lieten.