Antwerpen (B) – We kennen de regels van de vervoeging uit het hoofd en toch maken we nog dt-fouten. Volgens prof dr Dominiek Sandra speelt het geheugen ons parten. We schrijven op basis van ons geheugen, niet volgens grammaticale regels.


Schrijvers, journalisten en eindredacteuren hebben een gemeenschappelijke nachtmerrie: de dt-fout. Al vanaf onze prille jeugd worden we er met z’n allen meedogenloos op afgerekend. De opstellen en verhandelingen van ondergetekende, waar met een dikke rode stift dt-fouten omcirkeld waren, waren talrijk. Per fout gingen er twee punten van het cijfer af. Eén keer beoordeelde meester Daems mijn verhandeling van vijf pagina’s met een negatief cijfer. Vijf werkwoorden waren fout vervoegd.
Toch zijn de regels van de vervoeging eenvoudig en ondubbelzinnig. Ze worden ons op school van jongs af ingeprent en we passen ze dagelijks (meestal correct) toe. Waarom gaat het dan soms mis? “We worden gefopt door ons geheugen,” meent Dominiek Sandra, hoogleraar psycholinguïstiek aan de Universiteit Antwerpen. Uit de experimenten die hij tezamen met dr Steven Frisson en prof dr Frans Daems opzette, blijkt dat het woordgeheugen een storende invloed uitoefent. Als in de geschreven taal de vorm wordt meer voorkomt dan word, dan schrijven we gemakkelijker ik wordt. Is de d-vorm het meest voorkomend, dan is het foutrisico groter bij de tweede en derde persoon.
In feite hoeft het geheugen geen vervoegde werkwoordsvormen op te slaan, want we beschikken over een sluitend regelsysteem. Maar het gebeurt automatisch. Daardoor schrijven we vaak de onthouden vorm op, in plaats van de regeltjes toe te passen.
De resultaten van Sandra’s dt-onderzoek zijn compatibel met het zogenaamde analogiemodel. We verwerken woorden naar analogie met andere woorden. Net als kinderen geen grammatica nodig hebben om vlot hun moedertaal te kunnen spreken. Ze vervoegen een werkwoord naar analogie met eerdere vervoegingen van hetzelfde werkwoord of soortgelijke werkwoorden die in het geheugen zijn opgeslagen. Sandra: “Het is de meest plausibele verklaring, maar het blijft onder linguïsten een twistpunt of analogie- dan wel regelmodellen de taalverwerking beheersen. Een bepaalde school gelooft dat we achter de schermen van ons bewustzijn ook regels toepassen in plaats van ons geheugen te gebruiken. Dat strookt niet met de resultaten van ons onderzoek.”
Sandra pleit ervoor om de terreur omtrent dt-fouten af te bouwen: ”Het wordt hoog tijd dat we vervoegingsfouten – of ze nu voorkomen in een schoolopstel, een artikel of een sollicitatiebrief – als gewone fouten gaan beschouwen. Natuurlijk worden ze liefst vermeden, maar ze wijzen voor het overige alleen maar op een normaal functioneren van het geheugen. We moeten op taalkundig gebied de juiste prioriteiten stellen: duidelijke inhoud en logische zinsopbouw zijn veel belangrijker dan het toepassen van taalkundige regeltjes.” Foei, meester Daems.

Peter Raeymaekers