Cardioloog Guido Claessen onderzoekt het sportershart. Recentelijk ontdekte hij en zijn collega’s dat zestien procent van duursporters aanpassingen van de hartspier vertoont die doen denken aan hartfalen. Is sporten dan toch niet zo gezond?

Wat onderzoeken jullie?

‘Er zijn heel veel goeie effecten van intensieve sportbeoefening. Maar er zijn bepaalde instanties waarbij men door intensief sporten ook ritmestoornissen of hartbeschadigingen in de hand kan werken. Dat onderzoeken wij.’

Hoe onderzoeken jullie het sportershart?

‘We hebben een grootschalig onderzoeksproject opgezet, waarbij we sporters van jonge leeftijd gedurende een lange termijn volgen. We bekijken zowel korte- als langetermijneffecten.

Softies? Sneeuwvlokjes? Niks daarvan – Gen Z is superkrachtig, zegt deze neurowetenschapper
LEES OOK

Softies? Sneeuwvlokjes? Niks daarvan – Gen Z is superkrachtig, zegt deze neurowetenschapper

Niks sneeuwvlokjes. Volgens neurowetenschapper Eveline Crone zijn hedendaagse jongeren juist sterk in een extreem ingewikkelde tijd.

Op korte termijn willen we de aanpassingen van het hart op intensieve sport begrijpen. Je hebt sommige sporters waarvan het hart zich sterk aanpast aan sport, terwijl andere relatief weinig veranderingen tonen. Tot op heden begrijpen we onvoldoende waarom dat zo verschillend is.

Op de lange termijn kijken we vooral naar sporters met de extreemste aanpassingen van de hartspier. Kunnen die eventueel problemen oplopen zoals ritmestoornissen of hartfalen?’

Over wat voor sporters hebben we het dan?

‘We hebben het over duursporters. Omdat duursport het hart eigenlijk het zwaarst belast. Dus we kijken naar wielrenners, roeiers en triatleten.’

Wat meten jullie bij de sporters?

‘In dit onderzoek zoomden we specifiek in op wat we een ‘lage hartfunctie in de rust’ noemen. We kunnen de hartfunctie meten met een echo of een MRI (een medische beeldvormingstechniek, red.) van de hartspier.’

Wat hebben jullie ontdekt?

‘We hebben gevonden dat in een populatie van 281 intensief trainende sporters, 16 procent een verminderde functie heeft van de hartspier in de rust. Het hart pompt per slag dan minder bloed dan we eigenlijk zouden verwachten. Dat is iets wat we ook zien bij patiënten met een probleem van de hartspier, zoals bij hartfalen.

Vervolgens zijn we verder gaan kijken waarom dat zo is. We zagen dat er onderliggende veranderingen zijn in het genetisch materiaal. Die veranderingen zien we opnieuw ook bij patiënten met hartfalen. Dat wil niet zeggen dat sporters met zo’n gen gedoemd zijn om ook hartfalen te ontwikkelen. Dat weten we op dit moment helemaal niet. Vandaar dat we die sporters op lange termijn gaan volgen.’

Moeten sporters zich zorgen maken?

‘Bij de sporters met verminderde pompfunctie hebben we gezien dat de pompfunctie bij inspanning wel goed omhoog gaat. Dat is geruststellend. Dus op dit moment hebben we geen argumenten dat er iets grondig mis is met het vermogen van de hartspier op korte termijn.

Maar we zien wel duidelijk verschillen met de andere groep sporters zonder die genetische handtekening. We vermoeden dat er sporters zijn waarbij de hartfunctie minder is, en voor wie het niet zo geschikt is om langdurig aan een hele hoge intensiteit sport te beoefenen. Ons doel is om zulke risicogevallen te herkennen. Zo dragen we bij aan gepersonaliseerde behandelingen.’

Is sporten dus mogelijk toch niet zo gezond?

‘Het is heel belangrijk dat we sport in het juiste daglicht blijven zetten. Als men plots gaat verkondigen dat te veel sporten ongezond is, dan doen we daar meer kwaad mee dan goed. Het grootste probleem, op maatschappelijk niveau, is dat mensen te weinig bewegen. Dus sporten blijft gezond en dat is een boodschap die belangrijk blijft. Maar er is waarschijnlijk wel een bepaalde grens, die per persoon heel verschillend is, waarbij de voordelen van nog meer sporten stilletjes afvlakken en mogelijk zelfs nadelen zullen optreden.’

Stelt u zich een toekomst voor waarbij alle topsporters een harttest moeten doen?

‘Ja. We zullen dan moeten uitzoeken welke tests ons op dat vlak het meeste gaan leren. Het is niet ondenkbaar dat genetische onderzoekers daar een rol in zullen spelen. Op dit moment is het nog te vroeg om dat soort tests in brede kringen door te trekken, maar ik denk dat ze in de toekomst wel toegepast kunnen worden.’

Guido Claessen is sportcardioloog bij het Jessa Ziekenhuis in Hasselt en doet onderzoek bij de Universiteit Hasselt en de Katholieke Universiteit Leuven. Zijn onderzoek naar het sportershart verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift Circulation