Een uitzonderlijk goed bewaard gebleven pterosauriërfossiel, opgegraven op een Schots eiland, onthult het grootste bekende vliegende reptiel uit het Jura. Dat is een geologische periode tussen de 201 en 145 miljoen jaar geleden.

De pterosauriër leefde 170 miljoen jaar geleden en is gevonden op het eiland Skye voor de noordwestkust van Schotland. Hij had een spanwijdte van ongeveer 2,5 meter en is daarmee groter dan alle tot nu toe bekende gevleugelde reptielen uit het Jura.

Het beest had een aerodynamische kop, en boven- en ondertanden die elkaar kruisten zoals de haren op het blad van een venusvliegenvanger. De vondst levert het bewijs dat pterosauriërs veel eerder dan gedacht een groeispurt doormaakten.

Op zoek naar de vliegroute van de grote stern
LEES OOK

Op zoek naar de vliegroute van de grote stern

Ecoloog Ruben Fijn bracht met gps voor het eerst uitgebreid het vlieggedrag van de grote stern in kaart. Zijn onderzoek laat ...

Dearc sgiathanach, zoals de nieuwe pterosauriër is genoemd, was ongeveer zo groot als een albatros, zegt paleontoloog Natalia Jagielska van de Universiteit van Edinburgh in het Verenigd Koninkrijk.

‘Het is voor het eerst in de lange geschiedenis van Brits pterosauriëronderzoek dat we een schedel plus bijbehorend lichaam hebben gevonden. En dan ook nog eens van een soort en een tijdsperiode waarover we nog maar weinig weten’, zegt Jagielska. ‘Het is dus super-, superspannend dat we in dit onderzoeksgebied nu geschiedenis schrijven.’

Groeitiming

Pterosauriërs ontstonden ongeveer 230 miljoen jaar geleden tijdens het Trias. De vliegende reptielen waren toen nog vrij klein. Maar tegen het Krijt – toen dinosauriërs zoals Tyrannosaurus rex en Triceratops over de aarde zwierven – waren pterosauriërs zoals Quetzalcoatlus uitgegroeid tot kolossen ter grootte van straaljagers, met spanwijdtes van zo’n 12 meter.

‘Over de tussenliggende periode kampen we met een gebrek aan informatie’, zegt Jagielska, specifiek verwijzend naar het Midden-Jura, ongeveer 174 miljoen tot 164 miljoen jaar geleden. Wereldwijd zijn er nog maar weinig pterosauriërfossielen uit die tijd – waarschijnlijk doordat de klimatologische omstandigheden niet gunstig waren voor het behoud ervan. Wetenschappers gingen er tot nu toe van uit dat pterosauriërs in die tijd klein zijn gebleven – met spanwijdtes van niet meer dan 1,8 meter – en dat ze pas groter werden aan het einde van het Jura en in het Krijt, zegt ze.

Computertomografie

Door D. sgiathanach is een heroverweging van dit idee op zijn plaats. In 2017 herkende paleo-ecoloog Amelia Penny, tegenwoordig verbonden aan de Universiteit van St Andrews in het Verenigd Koninkrijk, de vorm van een pterosauriërschedel die uit een kalksteenlaag stak op het eiland Skye voor de noordwestkust van Schotland, waar zij samen met collega’s op zoek was naar voetafdrukken van dinosauriërs. Met diamantzagen werd het fossiel vervolgens uit de kalklaag gesneden, zegt Jagielska.

Uit visuele inspectie en computertomografie, een visualisatiemethode met behulp van röntgenstraling, bleek dat het skelet opmerkelijk goed bewaard was gebleven. De botten zagen eruit alsof ze nog in een levend beest hadden kunnen zitten, zegt ze.

Viseter

Jagielska en haar collega’s stelden vast dat de pterosauriër een jong en nog groeiend exemplaar was. Een aantal botten in de kop en de rug was nog niet gefuseerd, zoals je bij oudere dieren ziet, en microstructuren in de botten verraadden een snelle groei. Ondanks zijn jonge leeftijd had hij langere ledematen en een langere schedel – en dus een grotere geschatte totale spanwijdte – dan enig andere bekende pterosauriër uit het Jura. De grootste leden van de soort zouden van vleugelpunt tot vleugelpunt 3,8 meter kunnen meten.

Het dier had scherpe boven- en ondertanden die elkaar buiten de bek kruisten, ideaal voor het vangen van vis, zegt Jagielska. Net als veel andere pterosauriërs had D. sgiathanach een korte nek en een lange staart. Hij had echter geen kam op zijn kop – hoewel beschadiging van de bovenkant van de schedel door getijdenwater ruimte laat voor twijfel, zegt ze.

Het team noemde de soort Dearc sgiathanach (spreek uit als djark skai-an-ach), verwijzend naar zijn status als gevleugeld reptiel van Skye, een eiland dat in het Schots-Gaelisch An t-Eilean Sgitheanach wordt genoemd.