De paleontologie schudt op haar grondvesten. De stamboom die dinosaurusonderzoekers sinds mensenheugenis hanteren om de uitgestorven dieren in te delen, moet mogelijk op de schop. Uit een nieuwe analyse blijkt dat de eerste dinosauriërs vermoedelijk heel ergens anders vandaan kwamen en zelfs iets anders aten dan tot nog toe gedacht.

Hebben we 130 jaar lang een verkeerde dinostamboom gebruikt? Bron: Mark Witton
Hebben we 130 jaar lang een verkeerde dinostamboom gebruikt? Bron: Mark Witton

Sinds 1888 wordt in navolging van de Britse paleontoloog H.G. Seeley de dinostamboom onderverdeeld in twee takken. Dat gebeurt op basis van de organisatie van het bekken. Uit een nieuwe analyse blijkt echter dat die indeling op de schop moet. Die analyse zaait bovendien twijfel over waar de eerste dinosauriërs leefden en wat ze aten.

Mieren zijn magnifieke navigators
LEES OOK

Mieren zijn magnifieke navigators

Mieren zijn in staat tot verbazingwekkende navigatieprestaties. Misschien kan waardering hiervoor helpen om deze insectensoorten te behouden.

‘Zo’n idee van 130 jaar oud moeten we niet klakkeloos overnemen’, zegt Matthew Baron van de universiteit van Cambridge, die na analyse met een nieuw voorstel komt. ‘In Seeleys tijd was zijn idee briljant, maar inmiddels is het achterhaald. Zijn indeling was gebaseerd op slechts een heel klein aantal exemplaren.’

Vogelheupen en hagedisheupen

Seeley verdeelde de dinosauriërs ooit in een groep met een ‘vogelheup’, zoals de herbivoren Stegosaurus en Triceratops, en een groep met een ‘hagedisheup’, waaronder carnivoren zoals de Tyrannosaurus rex en de langgenekte herbivoren zoals Apatosaurus.

Dat kon beter, meende Baron. In plaats van zich alleen blind te staren op het bekken analyseerden hij en zijn team 457 verschillende eigenschappen van 74 verschillende dinosaurussoorten. Op die manier ontdekten ze dat je dinosauriërs beter in kunt delen op basis van 21 kenmerkende anatomische eigenschappen. Onder de gemeenschappelijke eigenschappen van sommige dinosauriërs die voorheen als niet-verwant werden beschouwd, zijn rechte dijbenen in plaats van de s-vormige die in sommige latere dino’s gevonden zijn, schoudergewrichten van driemaal de lengte van de voorpoot, en het eerste middenvoetsbeentje – een bot van dertig centimeter lang – dat niet tot het enkelgewricht reikt.

‘Het klinkt misschien alsof dit kleine dingetjes zijn, onbeduidende details, maar als je zo’n grote berg informatie verzamelt, dan ontstaat er een totaal nieuw beeld’, zegt Kevin Padian, paleontoloog van de universiteit van Californië in Berkeley.

Op basis van deze erfelijke eigenschappen krijgen T. rex en andere theropoden nu een plekje aan één kant van de nieuwe stamboom, samen met de voormalige vogelheupgroep. De sauropoden zoals de Apatosaurus zitten daarentegen in een groep met degenen die gerelateerd zijn aan de Herrerasaurus, een tweevoetige carnivoor gevonden in Zuid-Amerika. Het is een compleet andere indeling, die elk boek over dinosauriërs in je kast in één klap tot achterhaald bombardeert.

‘Deze boomstructuur is nog niet eerder voorgesteld’, zegt Susannah Maidment, een paleontoloog aan de universiteit van Brighton in het Verenigd Koninkrijk. Toch hebben mensen al lang onderkend dat er een aantal overeenkomsten bestaat tussen hoe de verschillende lijnen van dinosauriërs zich ontwikkeld hebben. ‘Er is altijd aangenomen dat dat convergente evolutie is, maar wellicht klopt dat niet’, zegt ze.

Omnivore voorouder

Aangezien beide takken zowel carnivoren als herbivoren bevatten, concludeert het team van Baron dat de gemeenschappelijke voorouder van alle dinosauriërs mogelijk een omnivoor geweest is.

Uit het onderzoek blijkt ook dat de wieg van de dino-evolutie mogelijk niet in Zuid-Amerika gestaan heeft, zoals lange tijd het uitgangspunt was, maar op het noordelijk halfrond. Omdat daar fossielen van de oudste leden van de nieuwe takken op gevonden zijn, zou het kunnen dat de wortels van de familie ook op dat deel van de aarde liggen.

‘Het is alsof iemand zegt dat kippen zoogdieren zijn en geen vogels’, zegt Mike Benton, paleontoloog aan de universiteit van Bristol, in het Verenigd Koninkrijk. ‘Maar we weten heel veel over kippen, dus we kunnen makkelijk zeggen dat dat belachelijk is. In dit geval hebben we geen complete exemplaren van alle soorten, dus we kunnen niet met zekerheid zeggen dat het belachelijk is.’

Een aantal van de 21 eigenschappen die de nieuwe takken verbinden zijn niet boven alle twijfel verheven, maar als ze standhouden na grondig onderzoek, dan zijn de conclusies van het team ‘onontkoombaar’, zegt Benton.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.

Lees verder: