Oud worden met een gezond hart: hoe doe je dat? Voor een deel heb je daar natuurlijk geen invloed op, maar met een goede leefstijl valt er zeker winst te behalen. Biomedisch wetenschapper Esmée Bakker zocht uit welke vormen van beweging het meest bijdragen aan een goede gezondheid van het hart.
Wat hebben jullie precies onderzocht?
‘We hebben de beweegpatronen geanalyseerd van 15.000 mensen uit vijf verschillende landen. Deze mensen droegen minstens een week lang een beweegmeter op hun bovenbeen. Die hield voortdurend bij of ze sliepen, zaten, stonden, licht-intensief bewogen of matig- tot zwaar-intensief bewogen. We keken dus niet naar één bewegingsvorm, maar naar het geheel over 24 uur.
Naast het beweeggedrag hebben we bepaalde factoren gemeten die te maken hebben met de gezondheid van iemands hart, zoals BMI, buikomvang, cholesterol en bloedsuikerspiegel. Met al deze gegevens hebben we modellen gemaakt om te kijken wat voor invloed het heeft op het hart als je een bepaalde bewegingsvorm vervangt door een andere.’
‘Er komt een moment dat we een grieppandemie niet kunnen voorkomen’
Ron Fouchier staat aan de frontlinie in de strijd tegen de griep. Met nieuwe vaccins wil hij ons beschermen tegen toekomstige pandemieën.
Hoe werkt zo’n beweegmeter?
‘De meter, die ongeveer even groot is als de wijzerplaat van een horloge, plakken we met een speciale pleister op het bovenbeen. Het apparaatje kan onder meer de positie van het been bepalen: horizontaal of verticaal. Op die manier kunnen we onderscheid maken tussen staan en zitten. Er zit ook een versnellingsmeter in die de beweging van het bovenbeen meet. Vervolgens kunnen we met een algoritme verschillende activiteiten onderscheiden, zoals wandelen, fietsen, traplopen en hardlopen. We hebben onderscheid gemaakt tussen licht-intensieve activiteit – wandelen met minder dan honderd stappen per minuut – en matig- tot zwaar-intensieve activiteit – wandelen met meer dan honderd stappen per minuut, fietsen, traplopen of hardlopen.’
En wat waren de resultaten?
‘Heel kort samengevat: mensen die meer matig- tot zwaar-intensieve fysieke activiteit doen, lopen minder risico op het ontwikkelen van risicofactoren voor hart- en vaatziekten dan mensen die veel zitten. Elke dag vijf minuten matig-intensief bewegen in plaats van zitten heeft al een positieve relatie met de gezondheid van het hart. Ook zagen we dat de gezondheidsvoordelen van een verandering in bewegingspatroon het grootst zijn bij de meest inactieve personen.’
Het was toch al bekend dat bewegen gezond is en lang zitten niet?
‘Daar is inderdaad al best veel onderzoek naar gedaan. Maar anders dan bij andere onderzoeken keken wij naar de beweegpatronen als geheel over 24 uur en vergeleken we verschillende soorten bewegingsvormen met elkaar. Eerdere studies keken vaak naar één bewegingsvorm.
Met ons onderzoek willen we onder meer graag bijdragen aan een verbetering van de algemene beweegrichtlijnen. Die richtlijnen zijn nu gebaseerd op vragenlijsten en niet op objectieve metingen van hoe mensen daadwerkelijk bewegen. Daarnaast hopen we beter persoonlijk advies te kunnen geven aan mensen over hoe ze met hun bewegingspatroon het risico op hart- en vaatziekten kunnen verlagen.’
Wat zou u mensen nu adviseren: een sta-bureau of een lunchwandeling?
‘Als je de gezondheid van je hart en bloedvaten wil verbeteren, is het het beste om meer matig- tot zwaar-intensief te bewegen, en dat vooral te doen in plaats van zitten. Maar sommige mensen kunnen om wat voor reden dan ook niet op hogere intensiteit bewegen. Die mensen kunnen bijvoorbeeld starten met meer gaan staan en meer bewegen op een lichte intensiteit. Dus ik zou zeggen: een sta-bureau is een goed begin, maar een lunchwandeling is waarschijnlijk beter.’
Hebben jullie de deelnemers ook instructies meegegeven over hoeveel ze moesten bewegen?
‘Nee, we hebben alleen geobserveerd wat mensen deden en op basis daarvan modellen gemaakt. Daaruit kunnen we wel afleiden dat er een verband is tussen minder beweging en een hogere kans op risicofactoren voor hart- en vaatziekten, maar we kunnen geen oorzakelijk verband aantonen. Het kan namelijk ook zo zijn dat het andersom werkt: dat mensen minder bewegen doordat ze een slechtere gezondheid hebben.
Op basis van onze modellen vermoeden we wel dat minder bewegen de oorzaak is van een slechtere gezondheid en niet andersom. Maar om dat zeker te weten, willen we in de toekomst interventiestudies doen. Bij zulke onderzoeken vragen we een groep mensen om bijvoorbeeld meer matig- tot zwaar-intensief te bewegen. Vervolgens kijken we of we de verbeteringen die we op basis van dit observationele onderzoek verwachten ook daadwerkelijk zien.
Daarnaast willen we langere onderzoeken doen, waarbij we mensen een jaar of misschien wel tien jaar volgen. Dan kunnen we niet alleen naar risicofactoren zoals BMI en cholesterol kijken, maar ook zien of mensen daadwerkelijk hart- en vaatziekten krijgen.’