Er daalt een regen van deuterium neer op het centrum van de Melkweg. De overmaat aan deuterium die astronomen met een radiotelescoop in Arizona hebben gemeten, verschaft nieuw inzicht in het ontstaan van de Melkweg en de oorsprong van de lichte elementen.
Onder leiding van de hoogleraren Donald Lubowich en Jay Pasachoff onderzocht een team astronomen met een twaalfmeterradiotelescoop hoeveel deuteriumcyanide voorkomt in de Sagittarius-A-nevel, op zo’n dertig lichtjaar afstand van het centrum van de Melkweg en zo’n 25.000 lichtjaar vanaf de Aarde. De hoeveelheid deuteriumcyanide geeft indirect aan hoeveel deuterium daar voorkomt. Hun bevindingen en conclusies vermelden ze morgen in het vakblad Nature,
Deuteriumcyanide en de Sagittarius-A-nevel
Deuterium is een zware vorm van waterstof, waarbij de atoomkern naast een proton ook nog een neutron bevat. Het is een brandstof voor sterren. Die zetten dit zware waterstof via kernfusie om in helium. Uit de hoeveelheid deuterium die de Amerikaanse astronomen hebben vastgesteld, concluderen ze dat deze isotoop niet in de turbulente en energierijke omgeving zelf is ontstaan. Zou deuterium rond sterren ontstaan, dan vormde het centrum van de Melkweg de uitgelezen plek daarvoor. De enige mogelijke herkomst zijn de enorme wolken met oermaterie in en rond de Melkweg. Alle deuterium in het heelal is derhalve ontstaan tijdens de eerste momenten van de Oerknal.
Nobelprijswinnaar Arno Penzias, die destijds met zijn collega Wilson de reststraling van de Oerknal ontdekte, heeft al eerder geopperd dat er in het centrum van de Melkweg deuterium ophoopte. Het recente onderzoek bevestigt dit en geeft de mogelijkheid om uit de waarnemingen ook conclusies te trekken. Een van de conclusies luidt dat slechts vier procent van de massa van het heelal bestaat uit gewone materie.
Erick Vermeulen