Ook volwassenen die voor hun kleuterjaren doof zijn geworden, hebben profijt van een gehooroperatie.
Tot enkele decennia geleden was het onmogelijk doven weer te laten horen. Liplezen en handgebaren waren de enige manieren waarop zij met iemand konden communiceren. Een zogenaamde cochleaire implantatie biedt uitkomst. Wanneer deze prothese geluiden ontvangt, stimuleert het de gehoorzenuw met een klein elektrisch stroompje. Het neemt als het ware de functie van het slakkenhuis over.
Dat wij met onze hedendaagse techniek doofheid kunnen verhelpen, klinkt fantastisch. Maar de operatie is niet bij alle doven even effectief. Drs Johannes B. Hinderink vat in zijn proefschrift samen wie er wel en niet gebaat zijn bij zo’n prothese.
Softies? Sneeuwvlokjes? Niks daarvan – Gen Z is superkrachtig, zegt deze neurowetenschapper
Niks sneeuwvlokjes. Volgens neurowetenschapper Eveline Crone zijn hedendaagse jongeren juist sterk in een extreem ingewikkelde tijd.
Als eerste moet een defect slakkenhuis de veroorzaker zijn van de doofheid. Dit is het geval bij mensen die bijvoorbeeld na een hersenvliesontsteking doof zijn geworden. Ten tweede speelt de leeftijd waarop de persoon doof werd, een grote rol. Zo kunnen volwassenen die na hun derde of vierde jaar hun gehoor verloren (postlinguaal doven), de geluidsimpulsen goed leren begrijpen, terwijl volwassenen die eerder doof zijn (prelinguaal doven) dat niet kunnen. Bij deze mensen is het gedeelte van de hersenen dat geluiden kan begrijpen nooit goed ontwikkeld.
Soms kan een prelinguaal dove toch baat hebben bij een cochleair implantaat. Vooral bij doven met het Usher syndroom, een aandoening die doof- en blindheid veroorzaakt, is dit het geval. Bij deze mensen komt wél geluid binnen na de operatie. Mits ze heel gemotiveerd zijn, kunnen ze omgevingsgeluiden als stromend water of opengaande deuren leren herkennen.
Jocelyn Berdowski