De meteoriet die het einde van het dinosaurustijdperk inluidde, veroorzaakte een wereldwijde opwarming van 5 graden Celsius die veel sneller ging dan werd gedacht, schrijft een team geologen in vakblad Science.
De meteoriet gaf niet alleen dinosauriërs een enorme oplawaai, maar ook het klimaat moest eraan geloven. In de honderdduizend jaar na de inslag was de aarde vijf graden warmer – een stuk meer dan we tot nu toe dachten.
Dat kan betekenen dat we onderschatten hoe hard de aarde op dit moment opwarmt. ‘Dit resultaat impliceert dat de aarde meer zal opwarmen dan de huidige voorspellingen zeggen,’ vertelt coauteur Ken MacLeod van de University of Missouri in Columbia.
‘Nederland gaat heel anders worden’
Milieuwetenschapper Marjolijn Haasnoot ontwikkelt ingrijpende plannen om Nederland aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering.
De meteoriet die het einde van de dinosauriërs betekende, knalde zo’n 66 miljoen jaar geleden in carbonaatrijk gesteente. Daarbij werden gigantische hoeveelheden CO2 de lucht in geblazen. De ramp veroorzaakte bovendien enorme bosbranden, die de totale hoeveelheid atmosferische CO2 nog verder opjoegen.
Na de inslag volgden een paar bijzonder koude jaren. De lucht hing vol stofdeeltjes die het zonlicht blokkeerden. Na deze ‘inslagwinter’ volgde een snelle, wereldwijde opwarming, niet onvergelijkbaar met de huidige klimaatverandering. Zo’n opwarming als gevolg van extra CO2 -uitstoot is niet uniek in de geologische geschiedenis, maar meestal duurt het een paar duizend jaar.
Nu lijkt het erop dat die opwarming een stuk sneller ging dan gedacht. ‘Waarschijnlijk warmde de aarde toen nog sneller op dan nu’, zegt MacLeod. ‘Het is een soort natuurlijk experiment dat laat zien wat er gebeurt bij zo’n snelle opwarming.’
Al tientallen jaren proberen wetenschappers te achterhalen hoeveel warmer de aarde precies werd. MacLeods team zegt dit antwoord nu gevonden te hebben – in stenen uit Tunesië.
Heet, heter, heetst
Deze stenen bestaan uit sediment dat voor, tijdens en na de inslag is afgezet in het ondiepe water van de toenmalige Tethyszee. De onderzoekers plukten daar honderden vissentandjes, -botjes en -schubben uit en analyseerden de zuurstofisotopenverhouding in deze fossiele visresten. Dat is een beproefde techniek om de watertemperatuur van miljoenen jaren geleden te achterhalen.
De resultaten pasten echter niet in het tot dan toe bekende plaatje. De auteurs berekenden dat je 2300 CO2-deeltjes per miljoen deeltjes (ppm) nodig hebt om de opwarming te verklaren. Eerdere onderzoeken naar fossiele bodems én berekeningen van de CO2-uitstoot van de meteorietinslag kwamen steeds uit op grofweg de helft van die hoeveelheid CO2.
Er is maar één eerdere studie die ook al zulke CO2-niveaus voorspelde. Een in 2004 verschenen onderzoek aan fossiele bladeren suggereerde dat de hoeveelheid CO2 na de inslag tot wel 2300 ppm kon stijgen, maar zelfs die onderzoekers twijfelden aan die conclusie. ‘Het was een voorlopige schatting, op basis van huidmondjes in planten’, vertelt David Beerling van de University of Sheffield, Verenigd Koninkrijk.
Als de hoeveelheid CO2 inderdaad niet boven de 1000 ppm uitkwam én de temperatuur alsnog met 5 graden steeg, dan betekent het dat CO2 meer opwarming veroorzaakt dan tot nu toe werd gedacht. Dat is een aannemelijke gedachte volgens MacLeod, want het is erg onzeker hoe sterk het klimaat reageert op veranderingen in CO2.
Een slechte afloop
Het is ook mogelijk dat het team de temperatuurstijging heeft overschat. Als er bijvoorbeeld minder vissen op de bodem van de zee leefden na de inslag, dan zou dit de metingen kunnen beïnvloeden, zegt Johan Vellekoop van de KU Leuven in België. Al is er in dit geval geen bijzondere reden om dat te denken, zegt hij.
De snelle opwarming na de inslag zou weleens de genadeklap zijn geweest voor veel dieren en planten die de vuurzeeën, tsunami’s, jarenlange winter en zure regen hadden overleefd. ‘Het is altijd een combinatie van factoren’, vertelt Vellekoop.
Sommige wetenschappers geloven dat enorme vulkaanuitbarstingen vlak voor de inslag een rol speelden in het uitsterven van de dino’s. Deze uitbarstingen bedekten een groot gedeelte van huidige India met lava – de Deccan Traps. MacLeod hoopt zijn temperatuurmetingen uit te breiden tot deze periode, om de invloed van deze uitbarstingen op het klimaat te analyseren.
Matthew Huber van Purdue University in de Verenigde Staten denkt dat het bewijs allang rond is. ‘We weten dat het de meteoriet was’, zegt hij. ‘Het is tijd dat mensen erover ophouden.’
Mis niet langer het laatste wetenschapsnieuws en meld je nu gratis aan voor de nieuwsbrief van New Scientist.
Lees verder: