De nekken van sauropoda, de grote plantenetende dinosauriërs, waren minder flexibel dan voorheen gedacht. Tot die conclusie kwamen biologen nadat ze struisvogelnekken bestudeerden.
Eerdere computermodellen hebben de beweegbaarheid van de dinonek flink overschat, meent bioloog Matthew Cobley van de universiteit van Utah. Hij publiceerde zijn onderzoek op 14 augustus in PLOS ONE.
De oude computermodellen waren gebaseerd op de positie van de nekwervels. Die leken de nek genoeg ruimte te bieden om behoorlijk flexibel te draaien. Cobley besefte echter dat deze modellen geen rekening houden met het zachte weefsel in de nek, zoals spieren en kraakbeen. Hij bestudeerde struisvogels, die dicht verwant zijn aan de sauropoda, om de invloed van het zachte weefsel in de nek te ontrafelen.
‘Ik probeer robots te ontwikkelen die ook echt een nieuwe stap maken’
Hoe werkt vliegen? Dat lijkt een simpele vraag, maar voor luchtvaarttechnicus en bioloog David Lentink is het een levenslange zoektocht.
Cobley ontdekte dat een grote hoeveelheid spiermassa de flexibiliteit van de nek sterk vermindert. Ook de afstand tussen de wervelgewrichten en de hoeveelheid kraakbeen werken de bewegelijkheid tegen.
De dino’s die we zien in musea en de BBC-serie Walking with Dinosaurs zijn daarom geen goed model voor de werkelijkheid, waarschuwt Cobley in een persverklaring. De langnekkige dino’s konden bijvoorbeeld niet van zowel boomtoppen als lage vegetatie eten, maar hadden een beperkter bereik. Dat betekent ook dat de dieren waarschijnlijk grotere afstanden moesten afleggen om aan hun voedselbehoefte van vierhonderd kilogram planten per dag te voldoen.