DNA-bewijs uit graven in Zweden en Denemarken suggereert dat pestuitbraken verantwoordelijk waren voor de teloorgang van de neolithische cultuur in Noord-Europa.

De neolithische cultuur in Europa, die grote structuren zoals Stonehenge voortbracht, raakte zo’n 5400 jaar geleden in verval. Nu hebben wetenschappers het beste bewijs tot nog toe dat dit te wijten was aan de pest.

De analyse van oeroud DNA van 108 individuen die in die tijd in Noord-Europa leefden, heeft aangetoond dat de pestbacterie Yersinia pestis aanwezig was in 18 van hen toen ze stierven. ‘We denken dat de pest ze heeft gedood’, zegt geneticus Frederik Seersholm van de Universiteit van Kopenhagen in Denemarken. Samen met zijn collega’s publiceerde hij de vondst in het wetenschappelijk tijdschrift Nature

Digitale tweelingen van organen brengen medische wetenschap in stroomversnelling
LEES OOK

Digitale tweelingen van organen brengen medische wetenschap in stroomversnelling

Door een 'digitale kopie' van een orgaan te maken, kunnen artsen deze minutieus bestuderen.

Mysterie

Zo’n 5400 jaar geleden nam de bevolking van Europa sterk af, vooral in de noordelijke gebieden. Waarom dit gebeurde, is lang een mysterie geweest.

In het afgelopen decennium hebben studies van oud menselijk DNA aangetoond dat lokale neolithische populaties niet volledig herstelden van deze klap. In plaats daarvan werden ze grotendeels vervangen door andere volken, afkomstig van de Euraziatische steppen. In Groot-Brittannië bijvoorbeeld was rond 4000 jaar geleden minder dan 10 procent van de bevolking afkomstig van de mensen die Stonehenge bouwden.

Deze onderzoeken onthulden ook verschillende gevallen waarin de pestbacterie om zich heen greep. Dit wijst op een mogelijke verklaring: de pest zou de bevolking van Europa kunnen hebben uitgeroeid, waardoor de steppenvolken zich zonder veel tegenstand konden vestigen.

Geen vlooien

Maar daar was niet iedereen het mee eens. Incidentele, sporadische pestgevallen zijn te verwachten en vormen geen bewijs voor een grote pandemie, stelde biochemicus en archeoloog Ben Krause-Kyora van de Universiteit van Kiel in Duitsland in 2021.

Het is ook onwaarschijnlijk dat vroege vormen van de bacterie een pandemie konden veroorzaken, stelde Krause-Kyora. Uit het DNA van de bacterie bleek dat de vroege Y. pestis-variant niet kon overleven in vlooien. En beten van besmette vlooien zijn de belangrijkste manier waarop mensen de pest opliepen.

Graven naar graven

Seersholm en zijn collega’s gingen op zoek naar meer bewijs voor de prehistorische pestpandemie. De 108 personen van wie het team het DNA wist te achterhalen, lagen begraven in negen graven in Zweden en Denemarken. De meesten stierven tussen 5200 en 4900 jaar geleden. Ze vertegenwoordigen meerdere generaties van vier families.

Het lijkt erop dat er drie verschillende uitbraken van de pest zijn geweest gedurende deze generaties. De laatste uitbraak werd veroorzaakt door een bacteriestam met herschikte genen, die mogelijk veel gevaarlijker was.

‘Het komt bij veel individuen voor’, zegt Seersholm. ‘En het is allemaal dezelfde versie, wat precies is wat je zou verwachten als iets zich heel snel verspreidt.’

Heel ziek

Het pest-DNA werd voornamelijk in tanden gevonden. Dat toont aan dat de bacterie het bloed binnendrong en mensen heel ziek maakte, en waarschijnlijk de doodsoorzaak was, zegt Seersholm. In sommige gevallen waren nauw verwante personen besmet, wat duidt op verspreiding van persoon tot persoon. Het team oppert dat dit een gevolg kan zijn van de pestbacterie die de longen infecteert en zich verspreidt via druppeltjes – een vorm van de ziekte die bekend staat als longpest.

Recente studies geven aan dat menselijke luizen de builenpest kunnen veroorzaken, niet alleen vlooien. Dat betekent dat het mogelijk is dat pestbacteriën zich via deze route verspreiden.

Verlaten graven

‘Het is goed om op te merken dat al deze mensen op de juiste manier werden begraven’, zegt Seersholm. Dat wijst erop dat de samenleving op dat moment nog niet was ingestort. ‘Als er al sprake was van een epidemie, dan zien we alleen het allereerste begin ervan.’

Na ongeveer 4900 jaar geleden lijken de graven eeuwenlang verlaten te zijn geweest. De meeste overledenen zijn er tussen 4100 en 3000 jaar geleden in begraven, maar tien van de individuen arriveerden pas veel later in het graf. Deze individuen waren van steppe-afkomst. Ze waren dus niet verwant aan degenen die de graven aanlegden.

‘Het is 100 procent volledige vervanging’, zegt Seersholm. ‘Vijfduizend jaar geleden verdwenen deze neolithische mensen. En nu laten we zien dat de pest op precies hetzelfde moment wijdverspreid was.’

De onderzoekers beweren niet dat hun bevindingen het laatste woord zijn, maar ze sterken wel de bewering dat de pest de oorzaak was van het verval van het Neolithicum, zegt Seersholm. ‘Ik zou zeggen dat we zeker hebben aangetoond dat [de pest] de mogelijkheid had om zich tussen mensen te verspreiden en om bijvoorbeeld een hele familie te doden.’

Meer bewijs

Krause-Kyora geeft toe dat de bevindingen aantonen dat de pest veel voorkwam op deze specifieke plaats en tijd. ‘Onze eerdere verklaring moet enigszins worden herzien. We kunnen het niet alleen hebben over geïsoleerde gevallen’, zegt hij.

Maar er is geen bewijs voor een hoge prevalentie in andere regio’s, zegt hij. En hij denkt dat de normale begrafenissen aantonen dat er geen dodelijke epidemie was. ‘De resultaten zouden zelfs kunnen suggereren dat de Yersinia-infectie tijdens een lange periode meer een chronische ziekte was.’

Seersholm en zijn team gaan nu op zoek naar meer bewijs elders in Europa. Maar de enige manier om zeker te weten hoe dodelijk de herschikte bacteriestam was, zou zijn om hem weer tot leven te wekken, zegt hij. Dat is veel te riskant om te proberen.

‘Ik denk dat dit artikel veel collega’s zal overtuigen die sceptisch waren over ons eerdere werk’,  paleogeneticus Nicolás Rascovan van het Pasteur-instituut in Parijs, wiens team in 2018 voorstelde dat de pest verantwoordelijk was voor de neergang van het Neolithicum. Zij baseerden zich toen op twee individuen uit die periode waarbij de pestbacterie was aangetroffen.