Voor gedragsverschillen tussen mannen en vrouwen is mogelijk een neurologische verklaring gevonden. Een grootschalig breinonderzoek heeft aangetoond dat de hersenverbindingen bij mannen anders lopen dan bij vrouwen.
Wanneer je met hersenscans zenuwbanen uitlicht, levert dat voor mannen andere plaatjes op dan voor vrouwen. Dat ontdekten neurologen van de universiteit van Pennsylvania na vergelijking van honderden hersenscans. De onderzoekers beschrijven de resultaten deze week in het vakblad PNAS.
Bij mannen blijken de meeste verbindingen in de grote hersenen binnen een hersenhelft te lopen. Bij vrouwen ligt de nadruk op verbindingen tussen beide hersenhelften. Voor de kleine hersenen, ofwel cerebellum, vonden de onderzoekers het tegenovergestelde resultaat. In dat gedeelte van het brein, waarin motorische aansturing plaatsvindt, blijken mannen juist meer dwarsverbindingen tussen beide hersenhelften te hebben. Doordat de neurologen zowel kinderen als volwassen onderzochten, konden ze bovendien vaststellen dat deze verschillen in de pubertijd ontstaan, rond het veertiende levensjaar.
We laten complotdenkers te veel twijfel zaaien over HPV-vaccins
We leven in een tijd van vaccinatie-angst, waarin complottheorieën welig tieren. We moeten tegengas geven, zegt onderzoeker Simon Williams.
Het breinonderzoek maakt onderdeel uit van een overkoepelende studie naar geslachtsverschillen. Die studie heeft onder meer aangetoond dat mannen over het algemeen beter zijn in het aanleren en uitvoeren van motorische taken en taken waarvoor ruimtelijk inzicht nodig is. Vrouwen hebben daarentegen een beter geheugen en een hogere sociale intelligentie.
Volgens neuroloog Ragini Verma, die het breinonderzoek leidde, kunnen de verschillen in hersenverbindingen de gedragsverschillen verklaren. ‘Onze mappen van hersenverbindingen tonen sterke verschillen in de architectuur van het menselijk brein. Die verschillen verschaffen mogelijk een neurologische basis voor waarom mannen uitblinken in bepaalde taken, en vrouwen in andere taken.’
Verma en haar collega’s onderzochten in totaal 949 personen tussen de 8 en 22 jaar oud, onder wie 521 vrouwen en 428 mannen. Ze gebruikten daarvoor een MRI-techniek die diffusion tensor imaging (DTI) heet en zenuwbanen uitlicht aan de hand van beweging van watermoleculen.