Kun je je eigen herinneringen altijd vertrouwen? Nee, zelfs niet als het gaat om iets dat slechts enkele seconden geleden is gebeurd, ontdekten onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam.
Een persoon ziet het één, maar beweert twee tellen later stellig het ander gezien te hebben. Iemand met hallucinaties of een rijke fantasie? Nee hoor, het kan iedereen overkomen en gebeurt vaker dan je denkt, vertelt neurowetenschapper Marte Otten.
Otten verwijst naar de studie van haar en een aantal collega’s die gisteren is gepubliceerd in wetenschappelijk tijdschrift Plos One. Voor dat onderzoek kregen ruim vierhonderd proefpersonen enkele symbolen onder ogen, waarna ze een paar seconden later moesten aangeven wat ze hadden gezien. ‘Het antwoord klopte opvallend vaak niet’, zegt Otten. ‘In bijna de helft van de gevallen waarin we mensen een omgekeerde letter hadden laten zien, claimden ze twee seconden later dat ze de ‘gewone’ versie van die letter hadden gezien. En dan tellen we alleen de mensen mee die aangaven dat hun antwoord geen gok was, maar dat ze het zeker wisten.’
Jongeren zijn gevoeliger voor likes
Moeten we ons zorgen maken over de gevolgen van sociale media op de mentale gezondheid van jongeren? Ontwikkelingspsycholoog Wouter van den Bos zocht ...
Geheugenillusie
Otten noemt het een geheugenillusie. ‘Iets wat in onze herinnering echt gebeurd lijkt te zijn, maar niet strookt met wat we in werkelijkheid hebben waargenomen.’
Dat is niet hetzelfde als een ‘zintuigelijke illusie’, legt ze uit. ‘In dat geval is onze waarneming verkeerd en worden de hersenen direct op het verkeerde been gezet. Franse onderzoekers, die eerder een vergelijkbaar experiment hebben uitgevoerd, dachten dat dat hier aan de hand was. Wij vroegen ons af of die conclusie wel klopt. Zou het kunnen dat de proefpersonen de informatie wél goed registreren, maar dat hun hersenen die vervolgens verkeerd onthouden?’
De resultaten van de nieuwe studie wijzen op dat laatste. ‘De proefpersonen kregen soms vrijwel direct – binnen een fractie van een seconde – de vraag welk symbool ze zagen en soms pas na een ‘pauze’ van twee seconden. In het laatste geval waren de resultaten beduidend slechter. Een aanwijzing dat ze het goed hebben gezien, maar dat er iets misgaat bij het opslaan of ophalen van de herinnering.’
Aanpassen aan wereldbeeld
Het onderzoek van Otten en haar collega’s lijkt de vraag wat er precies mis gaat ook te beantwoorden. Wanneer proefpersonen een normale letter zagen, herinnerden ze zich namelijk achteraf vrijwel nooit de omgekeerde versie. ‘Het effect trad alleen op bij het tonen van omgekeerde letters’, zegt Otten.
Volgens haar wijst dat op de oorzaak van het probleem: herinneringen kunnen vervormd worden door je verwachtingen. ‘Zo’n omgekeerde letter kan ons brein niet goed plaatsen. Maar de ‘juiste’ versie is al ontelbare keren voorbijgekomen. Daarom filtert het die vreemde waarneming weg en vervangt die met iets vertrouwds.’
Het is niet heel vreemd dat onze hersenen zo te werk gaan, zegt Otten. ‘Onze zintuigen ontvangen constant gigantisch veel informatie vanuit onze omgeving. Het kost te veel energie om die allemaal zonder ‘hulp’ te verwerken. Daarom maakt het brein gebruik van de kennis die het al heeft van de buitenwereld: het gebruikt dit als een kader waarin het de nieuwe informatie kan plaatsen. In het overgrote deel van de tijd is dat geen probleem, maar soms kan het ertoe leiden dat een herinnering vervormd raakt.’
Dit effect is al langer bekend. ‘In de jaren dertig toonden onderzoekers al met experimenten aan dat herinneringen niet altijd overeenkomen met de werkelijkheid. Maar tot nu toe ging het altijd over het langetermijngeheugen. Men ging ervan uit dat mensen wel juist onthouden wat ze een paar seconden geleden zagen. Ons resultaat toont aan dat die aanname niet klopt. Misschien zijn de ‘vervormingen’ in het kortetermijngeheugen zelfs wel deels de oorzaak van die foute herinneringen op de lange termijn.’
Vooroordelen
In hoeverre kunnen we ons geheugen dan nog vertrouwen? Klopt je herinnering van wat je collega of partner net tegen je zei of heb je die uitspraken zelf meteen ‘aangepast’ aan je verwachtingen? Over dat laatste maakt Otten zich geen zorgen. ‘De woorden in een zin kun je meestal in een herkenbare context plaatsen. Het lijkt pas mis te gaan als het over onbekende of onverwachte zaken gaat, zoals een symbool dat je normaal gesproken nooit ziet.’
Hoever dat effect reikt, wil Otten nog verder onderzoeken. ‘In het geval van letters zijn we redelijk ‘overtraind’: je leert ze al jong en gebruikt ze ontzettend veel. Dan is het niet verrassend dat je brein de mist in gaat bij het zien van omgekeerde letters. Graag zou ik uitzoeken hoe het met minder vastliggende zaken zit. Bijvoorbeeld bij vooroordelen over gender of afkomst. Beïnvloeden onze verwachtingen van iemand hoe ons brein subtiele dingen als gezichtsuitdrukkingen, lichaamshouding of stemintonaties opslaat?’
Die laatste mogelijkheid noemt Otten beangstigend. ‘Juist omdat het een onbewust proces is. Ook als je onbevooroordeeld probeert te zijn, past dit proces je herinneringen aan je wereldbeeld aan. Waarna je ervan overtuigd bent dat je dit écht gezien of gehoord hebt.’
Otten betwijfelt overigens of het effect in die gevallen daadwerkelijk een grote rol speelt. ‘Eerder onderzoek naar vooroordelen lijkt in elk geval niet erop te wijzen dat mensen gebeurtenissen anders zien. De verschillen zitten vooral in hoe ze die interpreteren.’