Onderzoekers hebben bij jongeren negen stoffen in het bloed ontdekt die erop wijzen dat ze maanden later met ernstige depressiesymptomen zullen kampen.
Jongeren met een depressie hebben hogere niveaus van bepaalde moleculen in hun bloed dan jongeren zonder de aandoening. Deze bevinding kan helpen om vroegtijdig vast te stellen of een tiener vatbaar is voor depressie. Dat kan leiden tot eerdere behandeling.
Depressie is wereldwijd de meest voorkomende psychische aandoening. Jongeren zijn er bijzonder kwetsbaar voor. Zo voldeed in 2021 naar schatting 1 op de 5 Amerikaanse tieners aan de criteria voor een depressieve stoornis. Toch is het diagnosticeren en behandelen van de aandoening moeilijk door een gebrek aan objectieve maatstaven.
Softies? Sneeuwvlokjes? Niks daarvan – Gen Z is superkrachtig, zegt deze neurowetenschapper
Niks sneeuwvlokjes. Volgens neurowetenschapper Eveline Crone zijn hedendaagse jongeren juist sterk in een extreem ingewikkelde tijd.
MicroRNA
Psychiatrisch onderzoeker Cecilia Flores van de McGill-universiteit in Canada en haar collega’s hebben nu zo’n maatstaf gevonden. Ze analyseerden bloedmonsters van 62 tieners tussen de 13 en 18 jaar oud in de VS, waarvan er 34 de diagnose depressie hadden gekregen. Geen van de tieners had andere onderliggende gezondheidsproblemen. Het team mat de hoeveelheid van verschillende microRNA-moleculen in het bloed van de deelnemers, die helpen bij het reguleren van de activiteit van genen.
Nadat rekening was gehouden met variabelen zoals leeftijd, geslacht en sociaaleconomische status, ontdekten de onderzoekers dat deelnemers met een depressie significant hogere niveaus van negen microRNA’s in hun bloed hadden, vergeleken met degenen die de aandoening niet hadden.
Deze specifieke moleculen komen alleen tijdens de adolescentie voor. Ze staan erom bekend dat ze een rol spelen bij de ontwikkeling van de hersenen en cognitieve processen, aldus Flores. Ze presenteerde de vondst op 13 november op de Society for Neuroscience-conferentie in Washington DC.
Behandeling
Flores en haar collega’s ontdekten ook dat verhoogde niveaus van deze stoffen samenhingen met ernstigere depressieve symptomen bij de deelnemers, negen maanden nadat de monsters waren afgenomen. Dat kan helpen om depressies bij tieners eerder te diagnosticeren.
Het zou zelfs mogelijk zijn om tieners met een verhoogd risico op depressie aan te wijzen, zodat ze eerder met een behandeling kunnen beginnen, aldus Flores. ‘Deze markers kunnen ons ook helpen meer te weten te komen over wat er in de hersenen gebeurt tijdens adolescente depressie’, zegt ze.