Aan de hemel hebben astronomen een korte blauwe flits waargenomen. Niet, zoals verwacht, binnen een stervormingsgebied, maar erbuiten. Ze hebben dit raadselachtige verschijnsel de naam ‘de Vink’ (the Finch) gegeven.

Heel soms verschijnt er plots een heldere lichtbron aan de hemel die in het begin blauw kleurt, heldere röntgen- en radiostraling uitzendt, en buitengewoon snel weer verdwijnt. Deze felle, snelle, blauwe optische verschijnselen (Luminous Fast Blue Optical Transients, ofwel LFBOT’s) stellen astronomen voor een raadsel. Ze doen denken aan een supernova – het explosieve einde van een zware ster. Maar ze zijn helderder en verdwijnen al na enkele dagen. Dat terwijl een supernova weken tot zelfs maanden zichtbaar blijft.

De Vink, de nieuwste toevoeging aan de LFBOT-verzameling, roept meer nieuwe vragen op dat hij kan beantwoorden. In tegenstelling tot eerdere blauwe flitsen lijkt de Vink zich namelijk niet in een sterrenstelsel te bevinden, maar erbuiten. Dat schrijven astronomen in het wetenschappelijk vakblad MNRAS Letters.

Thomas Hertog werkte samen met Stephen Hawking en onderzoekt de oerknal
LEES OOK

Thomas Hertog werkte samen met Stephen Hawking en onderzoekt de oerknal

Tijd en natuurwetten zijn voortgekomen uit de oerknal, in een chaotisch proces van toevalligheden, zegt theoretisch natuurkun ...

Koe en Vink

De eerste keer dat telescopen zo’n buitengewone flits opvingen, was in 2018. Deze gebeurtenis kreeg bij toeval de officiële naam AT2018cow, wat resulteerde in de bijnaam ‘de Koe’ (the Cow).

Sindsdien zijn er slechts een handvol van deze flitsen waargenomen, die allemaal een dierennaam kregen, gebaseerd op de laatste letters van de catalogusnaam. Zodoende kreeg AT 2023fhn de bijnaam ‘de Vink’ (the Finch). Andere zijn bijvoorbeeld ‘de Koala’ (ZTF18abvkwla), ‘de Kameel’ (ZTF20acigmel) en ‘de Tasmaanse duivel’ (AT 2022tsd).

‘Er zijn een paar verschillende ideeën over wat deze snelle felle flitsen kan veroorzaken’, zegt sterrenkundige Ashley Chrimes van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA. Chrimes was betrokken bij de ontdekking en werkte destijds aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. ‘Het zou een ineenstortende ster kunnen zijn, die weinig materiaal de ruimte in slingert bij het ineenstorten. Een andere mogelijkheid is dat het een zwart gat is die een ster die te dichtbij kwam aan stukken scheurt. We weten nog niet welk idee het juiste is.’

Buitengebied

De Vink werd op 10 april ontdekt met de Zwicky Transient Facility in de Verenigde Staten. Het verloop van de lichtflits werd gevolgd met de Gemini South-telescoop en de Chandra-ruimtetelescoop.

De flits is zo fel dat op deze opnames de omgeving van de lichtbron niet in kaart gebracht kon worden. Daarom richtten de astronomen ruim een maand later de Hubble-ruimtetelescoop op de plek aan de hemel waar de Vink gezien was. Tot hun verrassing zagen ze dat de bron ver verwijderd is van het dichtstbijzijnde sterrenstelsel, in tegenstelling tot eerdere blauwe flitsen.

De locatie maakt het onwaarschijnlijk dat het om een supernova-achtig verschijnsel gaat. Astronomen verwachten geen supernovae in de buitengebieden tussen sterrenstelsels. Een supernova is namelijk het einde van een zware ster, en zware sterren leven niet lang genoeg om los te komen uit het sterrenstelsel waarin ze ontstaan.

Ook het scenario van een zwart gat dat een ster oppeuzelt, is minder waarschijnlijk. De kans is namelijk klein dat er in dat lege buitengebied een verdwaalde ster dicht genoeg bij een zwart gat komt.

Sterrencluster

‘Een mogelijke verklaring is dat er daar een sterrencluster huist, dat we in de Hubble-waarnemingen niet konden zien doordat de nagloed van de blauwe flits de andere sterren overstemde’, zegt Chrimes. ‘Binnenkort krijgen we nieuwe waarnemingen van Hubble binnen. Hopelijk is de Vink dan voldoende uitgedoofd om te kunnen zien of er sterren zitten.’

Maar zelfs als er een sterrencluster blijkt te zijn, dan is er nog geen duidelijke verklaring voor alle felle snelle blauwe flitsen. ‘Ik vind het verbazingwekkend dat we nog steeds gebeurtenissen ontdekken waarvan we geen idee hebben hoe ze ontstaan’, zegt Chrimes. ‘Ik hoop dat we met toekomstige waarnemingen hun oorsprong kunnen gaan achterhalen.’