Amsterdam (NL) – De mond- en klauwzeerepidemie vormt een sterke aanbeveling voor grootschalige varkensindustrie, en een betere controle van de kleine keutelboeren.


Mond- en klauwzeerepidemieën ontstaan juist op kleine boerderijen met weinig vee. In gebieden waar de ziekte vrijwel continu heerst, zoals in Azië, is sprake van kleinschalige veeteelt. De epidemie in Engeland begon eveneens op een kleine boerderij. Waarschijnlijk was het varkensvoer – afval van ziekenhuizen, scholen en bedrijven – niet of onvoldoende gekookt, tegen voorschriften in. Een verdere complicatie is dat juist kleine boeren geen continue diergeneeskundige assistentie hebben. Problemen ontstaan dus gemakkelijk en worden te laat opgemerkt. Deze beschreven gang van zaken staat in contrast met de mening van Dierenbescherming en Stichting Wakker Dier, die de oorzaak van de epidemie bij de grootschalige bio-industrie leggen. De snelle verspreiding komt natuurlijk wel door het grootschalige transport van vee en veeproducten in West-Europa.
Inmiddels wint de epidemie snel aan terrein. De oorsprong van het mond- en klauwzeer in Nederland ligt bij Ierse kalveren, die tijdens het transport naar Nederland acht uren moesten wachten op een rustplaats in het Franse Mayenne. Eerder verbleven daar Britse schapen die, zo bleek later, besmet waren geraakt. Het virus verspreidt zich enorm snel, via veewagens, vlees-, speeksel en melk, en schoeisel, maar ook via de lucht. Een ernstige handicap bij de eerste aanpak vormde de incubatietijd. Niet na twee weken, zoals bij eerdere uitbraken van mond- en klauwzeer, maar pas na drie weken openbaren zich de eerste ziektenverschijnselen.
In New Scientist beveelt Aalt Dijkhuis, voorheen werkzaam bij Wageningen University and Research Center, de Engelsen de Nederlandse methode aan: een verplichte verzekering voor de veetelers die de kosten van een epidemieuitbraak moet dekken, met lagere premies voor boeren die goede maatregelen nemen.

Erick Vermeulen