Chemische bestrijdingsmiddelen die onze gewassen moeten beschermen, blijken in veel gevallen nauwelijks te werken. Populatie-ecoloog Arne Janssen van de Universiteit van Amsterdam ontdekte met zijn collega Paul van Rijn aan de hand van wiskundige simulaties waarom dat zo is.
Zonder bestrijdingsmiddelen vreten plagen onze sla en aubergines toch helemaal op?
‘Dat hangt ervan af of er natuurlijke vijanden zijn die de plaagdieren opeten. Zonder natuurlijke vijanden kunnen plagen zoals spintmijten of bladluizen ongebreideld dooreten en doorgroeien. Dan is er een probleem. Maar als er bijvoorbeeld lieveheersbeestjes of zweefvliegen als natuurlijke vijand aanwezig zijn, kun je het in de meeste gevallen beter helemaal aan hen overlaten en niet ook zelf ingrijpen met bestrijdingsmiddelen.’
Dat voelt tegenintuïtief.
‘Dat is precies waarom je wiskundige modellen nodig hebt. Mensen denken misschien: je gebruikt én natuurlijke vijanden én bestrijdingsmiddelen, dus de plaag heeft het dubbel zo moeilijk. Maar zo werkt het niet.’
Mieren zijn magnifieke navigators
Mieren zijn in staat tot verbazingwekkende navigatieprestaties. Misschien kan waardering hiervoor helpen om deze insectensoorten te behouden.
Wat hebben jullie precies onderzocht?
‘In ons onderzoek gebruikten we wiskundige simulaties om te kijken naar de effecten van bestrijdingsmiddelen op lange termijn. Als je gaat bestrijden, vermindert dat de plaagdichtheid: het aantal plaaginsecten op een plant of in een gewas. Het spul is namelijk giftig. Maar daarbij gaat het aantal natuurlijke vijanden ook omlaag, want die worden bijna altijd ook beïnvloed door bestrijdingsmiddelen. Dan zie je dat de plaagdichtheid juist weer hoger wordt. Uiteindelijk is het effect van bestrijdingsmiddelen op lange termijn nul. In veel gevallen gaat de plaagdichtheid zelfs omhoog.’
Zagen jullie dat ook terug in de praktijk?
‘We zijn de literatuur in gedoken, en hebben zo ons model getoetst. Dat een plaag na bestrijding eerst afneemt en daarna weer toeneemt, was allang bekend in de literatuur. Onze modellen lieten zien dat natuurlijke vijanden de meest simpele verklaring zijn. Zolang er natuurlijke vijanden zijn die ook maar enigszins last hebben van die chemische middelen, dan zie je inderdaad dat effect in de praktijk.’
Waarom worden bestrijdingsmiddelen dan überhaupt nog gebruikt?
‘Daar zijn verschillende redenen voor. Als je eenmaal die gewasbeschermingsmiddelen hebt gebruikt, is er een kans dat je de natuurlijke vijand hebt uitgemoord. Dan kun je niet anders meer. Zeker in grotere landbouwoppervlakken, waar weinig biodiversiteit is, kan dat zomaar gebeuren. Een andere verklaring is dat chemische bestrijdingsbedrijven erg actief bezig zijn met het verkopen van hun producten, waardoor boeren soms middelen gebruiken die niet nodig zijn.’
Zouden we niet beter helemaal kunnen stoppen met bestrijdingsmiddelen?
‘Zoveel mogelijk! Het kan niet altijd. Als er een invasieve soort zonder natuurlijke vijanden op de gewassen afkomt, dan moeten de boeren wat. Dan zullen ze niet rustig zitten wachten tot er een keer een natuurlijke vijand het idee krijgt: hé, misschien moeten we dat maar eens gaan opeten.
Maar er zijn naast pesticiden ook andere opties, zoals kijken waar de exoot vandaan komt en welke vijanden hij daar heeft. Mogelijk kunnen die vijanden dan hier losgelaten worden. Soms is loslaten te duur, maar in dat geval kunnen boeren ook gebruik maken van de al aanwezige natuurlijke vijanden en die stimuleren, bijvoorbeeld door het landschap aantrekkelijker te maken met bosjes of bloemen aan de rand van de akkers. Daar is veel te winnen.’