Niet alle neanderthalers gingen respectvol om met hun doden. Een groep in het huidige België slachtte de lijken van soortgenoten, waarschijnlijk om ze vervolgens op te eten. Bovendien gebruikten de neanderthalers bepaalde botten na de slachting als gereedschap. Dat blijkt uit onderzoek naar botresten in een grot in Wallonië.
Wetenschappers speculeren al jarenlang over kannibalisme bij neanderthalers. Nog nooit hadden ze hiervoor echter zulke sterke aanwijzingen gevonden. Bovendien hadden ze tot dusver alleen in Zuid-Europa sporen van het verschijnsel waargenomen.
Een internationaal onderzoeksteam bestudeerde botresten uit een van de grotten van Goyet, een grottencomplex ten oosten van Namen. Allereerst identificeerden ze via DNA-analyse 99 botresten als afkomstig van neanderthalers. Daarmee is Goyet nu de plaats met de meeste neanderthalerresten ten noorden van de Alpen.
‘Pijn werkt verschillend bij mannen en vrouwen’
Mannen en vrouwen ervaren pijn op een verschillende manier. Artsen moeten zich hier meer van bewust zijn, stelt Esmeralda Blaney Davidson.
Verdere bestudering van de botresten wees uit dat sommige neanderthalers na hun dood een brute slachting hebben ondergaan. De onderzoekers zagen allerlei groeven en inkepingen die erop wijzen dat de lijken zijn gestript, in stukken gehakt en van de botten ontdaan.
Gereedschap
Het is niet volledig zeker dat de neanderthalers kannibalen waren. De slachtpraktijken kunnen ook een rituele betekenis gehad hebben. Omdat resten van paarden en rendieren precies dezelfde slachtsporen vertonen, zien de onderzoekers kannibalisme wel als meest plausibele verklaring.
Daarnaast ontdekten de onderzoekers vier neanderthalerbotten die zijn gebruikt om stenen werktuigen aan te scherpen. Het was al bekend dat de neanderthalers botten van dieren als gereedschap gebruikten. Dat ze ook botten van hun soortgenoten voor dit doel inzetten, was tot dusver iets waar wetenschappers hooguit enkele summiere aanwijzingen voor hadden.
Begrafenissen
Koolstofdatering van de botresten wees uit dat de neanderthalers 40.500 tot 45.500 jaar geleden leefden. Daarmee behoren ze tot een late groep van de ruim 30.000 jaar geleden uitgestorven menssoort. Dat is opmerkelijk, want andere Noord-Europese neanderthalers uit deze periode gingen heel anders om met hun doden. Er zijn zelfs sporen van begrafenissen aangetroffen.
‘Aan de ene kant zijn er grote verschillen in het gedrag van late neanderthalers in noordelijk Europa, maar aan de andere kant zijn ze genetisch sterk aan elkaar verwant’, zegt onderzoeksleider Hervé Bocherens in een persbericht. ‘Dat werpt veel vragen op over de sociale leefwijzen en de uitwisseling tussen verschillende groepen.’
Bocherens is hoogleraar biogeologie aan de universiteit van Tübingen in Duitsland. Daarnaast werkten onder andere wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Leiden mee aan het onderzoek. De resultaten zijn gepubliceerd in vakblad Scientific Reports.
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Lees verder: