Amerikaanse astronomen hebben voor het eerst waargenomen dat een ster een planeet volledig opslokt. Mogelijk zal de aarde uiteindelijk hetzelfde lot ondergaan.

De ondergang van de planeet vond 12 duizend lichtjaar hiervandaan plaats in ons sterrenstelsel. Hoewel astronomen al eerder aanwijzingen van vlak voor en vlak na het opslokken van planeten zagen, betrapte nog nooit eerder iemand een ster op heterdaad. Kishalay De van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) en collega’s publiceerden hun bevindingen in het vakblad Nature.

Rode reus

Het opslokken van planeten vindt plaats in de laatste levensfase van sterren. De energie die sterren afgeven is afkomstig van de kernfusie van waterstofkernen tot heliumkernen in het binnenste van de ster. Tegen het einde van het leven van een ster raakt de waterstof op, waardoor de ster warmte en druk verliest. Dit veroorzaakt een samentrekking van de kern. Hierdoor wordt de schil buiten de kern zo heet dat daar vervolgens kernfusie van waterstof kan plaatsvinden. De energie die daarbij vrijkomt doet de ster enorm opzwellen. Door het opzwellen daalt de oppervlaktetemperatuur van de ster en wordt hij rood. Een ster in deze levensfase wordt daarom een rode reus genoemd.

Thomas Hertog werkte samen met Stephen Hawking en onderzoekt de oerknal
LEES OOK

Thomas Hertog werkte samen met Stephen Hawking en onderzoekt de oerknal

Tijd en natuurwetten zijn voortgekomen uit de oerknal, in een chaotisch proces van toevalligheden, zegt theoretisch natuurkun ...

Door het opzwellen slokt de ster alles op waarmee hij mee in aanraking komt. Planeten die dicht bij de ster staan worden aan stukken getrokken, of gaan in één keer kopje onder. Dat laatste lijkt hier aan gebeurd te zijn, aldus astronoom Michiel Hogerheijde van de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Leiden.

Ook onze eigen ster de zon zal ooit dit stadium bereiken. Het is nog de vraag of ze dan zoveel op zal zwellen dat daarmee ook de aarde ten onder zal laten gaan.

Puzzelstukjes

De astronomen kwamen tot de conclusie dat wat ze zagen het ten onder gaan van een planeet was, na het combineren van verschillende waarnemingen. Het eerste wat ze zagen was een hete ster die in maar tien dagen honderd keer zo fel werd. Dat was opvallend, waardoor de astronomen besloten om de ster verder te onderzoeken.

In eerste instantie dachten de astronomen dat het ging om een fenomeen waarbij meerdere sterren betrokken waren. Maar met behulp van een infraroodbeelden zagen ze dat na het hete opflakkeren een langdurig koeler signaal volgde, anders dan je zou verwachten als bijvoorbeeld twee sterren elkaar te dicht naderen en fuseren.

Andere astronomische waarnemingen lieten zien dat de totale energie die vrijkwam verrassend klein was, namelijk een duizendste van de totale energie die vrijkomt bij het fuseren van twee sterren. Als er iets werd opgeslokt door de ster, moest dat duizend keer kleiner zijn dan een gemiddelde ster. Het toeval wil dat de massa van Jupiter overeenkomt met de massa van het mysterieuze opgeslokte object.

Door dit laatste puzzelstukje viel alles op zijn plek: dit moest wel het opslokken van een planeet ongeveer ter grootte van Jupiter zijn geweest. Zo konden de onderzoekers ook de andere observaties verklaren. De oorspronkelijke hete opflakkering was waarschijnlijk het eindstadium van het opslokken van de planeet door de ster. Het wegschieten van de buitenste lagen van de ster na het opslokken van de planeet veroorzaakte vervolgens het koude signaal dat een jaar aanhield. 

Speld in een hooiberg

Volgens Hogerheijde is het interessant dat het opslokken van een planeet nu eindelijk werkelijk waargenomen is, ondanks dat het al bekend was dat sterren planeten kunnen opslokken. ‘Ik vind het een fascinerend onderzoek, omdat de onderzoekers hiernaar niet specifiek op zoek zijn gegaan. Ze wisten niet waar ze moesten zoeken. Het is echt een speld in een hooiberg’, zegt Hogerheijde.

Bovendien benadrukt hij dat de onderzoekers geen inspiratie konden halen uit eerdere berekeningen, omdat zoiets gewoon nog nooit waargenomen is. ‘Ze hebben hun waarnemingen heel goed vergeleken met kennis over andere systemen, en daarbij goed onderbouwde schattingen gemaakt.’