Ruim 1,2 miljoen Nederlanders lijden aan artrose. Moleculair bioloog Ingrid Meulenbelt probeert met innovatieve technieken de oorzaak van de ziekte op het spoor te komen. Zo hoopt ze voor elke artrosepatiënt een gepaste behandeling te vinden.
Artrose is een slepende gewrichtsziekte die voornamelijk voorkomt bij ouderen en mensen met overgewicht. Ingrid Meulenbelt, hoogleraar Moleculaire Biologie van Artrose aan het Leids Universitair Medisch Centrum, probeert met innovatieve technologieën de moleculaire oorzaak van de ontwrichtende ziekte te begrijpen.
Hoe draagt uw technologie bij aan het begrijpen en behandelen van artrose?
‘We werken nu aan de ontwikkeling van een gewricht op een chip waarop we menselijk kraakbeen- en botweefsel kweken. Belangrijk is dat we daardoor geen dierproeven nodig hebben en geen diermodellen gebruiken. Artrose is namelijk een verouderingsgerelateerde ziekte in de mens. Genetisch onderzoek heeft een aantal belangrijke oorzaken van artrose in de mens aangetoond. Dan moet je natuurlijk ook een model met menselijke cellen gebruiken om het onderliggende mechanisme te bestuderen. Alleen op die manier kunnen we aangrijpingspunten vinden voor een succesvolle therapie.’
‘Bij mannen ruikt het meer naar kaas, bij vrouwen naar ui’: verrassende verhalen over microben
Ze zitten op je neus, op je bord, in je darmen, onder je voeten. Te klein om met het blote oog te zien, met oneindig veel en ...
Een gewricht op een chip, hoe werkt dat precies?
‘We gebruiken restmateriaal van patiënten die vanwege artrose een gewrichtsvervangende operatie ondergaan. Hieruit isoleren we kraakbeen- en botcellen Deze laten we in petrischaaltjes vermenigvuldigen door groeifactoren toe te voegen. Zo ontstaan kleine bolletjes kraakbeen, ongeveer 2 millimeter in doorsnee. Vervolgens gebruiken we minuscule hamertjes waarmee we op het kraakbeen tikken en bijvoorbeeld de mechanische belasting van rennen kunnen nabootsen. Maar we kunnen ook bepaalde ontstekingsstoffen aan het bolletje toevoegen om te zien hoe het kraakbeen reageert, of bepaalde genen aan- of uitzetten waarvan we weten dat die bijdragen aan het artroseproces. Zo kunnen we de moleculaire eigenschappen van het zieke kraakbeen onderzoeken.’
De diermodellen sluiten dus niet goed aan?
‘Diermodellen maken vaak gebruik van jonge beestjes waarbij ernstige schade aan hun kraakbeen of een ontsteking wordt aangebracht. Dat is niet hetzelfde als de verouderingsgerelateerde artrose die we in de mens zien en ons zulke problemen oplevert. Natuurlijk zijn er jonge mensen met enorme schade aan hun kraakbeen door sporten of ongevallen waarvoor diermodellen informatief kunnen zijn. Maar ik denk dat het logisch is dat jong weefsel van een dier anders reageert dan oud weefsel van een mens.’
Zowel de vergrijzing als overgewicht neemt toe – beide risicofactoren voor artrose.
Is artrose bij alle mensen hetzelfde?
‘Dat is niet het geval, daarom is het ook een speerpunt van mijn onderzoek. Geen twee artrosepatiënten zijn gelijk, dus je moet ze ook niet zo behandelen. Dit is één van de redenen dat de huidige klinische therapieën vaak niet succesvol zijn – de diversiteit van het ziekteproces is nog niet goed in kaart gebracht. Wij bestuderen daarom de ziekteprocessen in het restmateriaal dat we van patiënten krijgen die een operatie ondergaan. De ene patiënt heeft bijvoorbeeld veel veranderingen in het onderliggende bot, terwijl de andere voornamelijk slecht kraakbeen heeft. Je kunt je voorstellen dat wanneer je die mensen wilt behandelen, je dat niet hetzelfde wilt aanpakken. Je moet eerst weten: wat zijn de verschillende processen, en waar worden ze door gekarakteriseerd. Dat brengen wij in kaart.’
Zou betere behandeling mogelijk worden wanneer we artrose in verschillende categorien kunnen indelen?
‘Ja. Door, het ziekteproces in stukjes kraakbeen van verschillende patiënten te vergelijken, weet je beter hoe het in de verschillende patiënten misgaat en op welk proces je in de toekomst kunt aangrijpen. Dit is vergelijkbaar met hoe we nu tegen het behandelen van kanker aankijken. Vroeger was kanker gewoon kanker. Nu wordt er ook nauwkeurig naar verschillende moleculaire processen die in een gezwel aanwezig zijn gekeken om de therapie daarop aan te passen.’
Zijn er dan ook al verschillende medicijnen op de markt voor de verschillende artrosecategorien?
‘Nog niet – daarom is ons onderzoek naar de moleculaire processen zo belangrijk. Pijnstillers zoals paracetamol en ibuprofen worden gebruikt omdat ze ontstekingsremmend en pijnstillend zijn, maar pakken het ziekteproces niet aan. Bovendien is pijnstillen niet altijd een oplossing, omdat het de slijtage ook erger kan maken doordat mensen door hun pijngrens heen gaan. Toch heb ik ook het idee dat er al goede medicijnen zijn die de functionaliteit van het kraakbeen verbeteren. Die worden echter niet altijd goed getest. Stel: je neemt 100 willekeurige artrosepatiënten en geeft ze een medicijn. Dan krijgt maar een klein gedeelte van de groep het juiste medicijn, in de juiste concentratie op het juiste moment. We moeten dus eerst uitzoeken: wat voor groepen hebben we? Dan kun je pas stellen wat er misgaat en wat voor medicijn je wanneer moet gebruiken.’
Zouden we dan vaarwel kunnen zeggen tegen artrose?
‘Zowel de vergrijzing als overgewicht nemen toe – beide risicofactoren voor artrose. Daarom moet er echt iets aan gedaan worden; the time is now. Maar of artrose ooit verleden tijd wordt? Dat weet ik niet. Ik wil geen valse hoop geven. Veel mensen wachten al zo lang op een oplossing, maar die laat nog op zich wachten. Toch denk ik wel dat de meer fundamentele aanpak die wij volgen – al kost die meer tijd – uiteindelijk zeker iets waardevols gaat opleveren. Maar het zou oneerlijk zijn te zeggen dat het over twee of vijf jaar al zover is. Dat zou te optimistisch zijn.’
Mis niet langer het laatste wetenschapsnieuws en meld je nu gratis aan voor de nieuwsbrief van New Scientist.
Lees verder: