Als het aan Britse onderzoekers ligt, luisteren tandartspatiënten in de toekomst tijdens de behandeling naar een mp3-speler die antigeluid produceert. Dat moet ervoor zorgen dat ze nauwelijks de boor horen en minder bang zijn voor de tandarts.

Ruim tien jaar heeft Mark Atherton van Brunel University gewerkt aan het antigeluid voor in de behandelkamer. De hoge frequenties die de tandartsboor produceert, vormden daarbij een lastige uitdaging. Nu heeft hij een systeem ontwikkeld met een microfoontje dat het boorgeluid registreert, waarna de elektronica snel signalen doorgeeft aan een mp3-speler. De oordoppen van de mp3-speler produceren het antigeluid dat in de gehoorgang van de patiënt het lawaai van de boor grotendeels opheft.

Een fabrikant voor massaproductie van de vondst is er nog niet. Atherton en zijn team hebben er niettemin hoge verwachtingen van. Veel mensen associëren immers het geluid van de tandartsboor, dat al niet prettig is, met onaangename ervaringen. Volgens hoogleraar Brian Millar van Kings College in Londen kan de vondst de angst voor de tandarts bestrijden.

Softies? Sneeuwvlokjes? Niks daarvan – Gen Z is superkrachtig, zegt deze neurowetenschapper
LEES OOK

Softies? Sneeuwvlokjes? Niks daarvan – Gen Z is superkrachtig, zegt deze neurowetenschapper

Niks sneeuwvlokjes. Volgens neurowetenschapper Eveline Crone zijn hedendaagse jongeren juist sterk in een extreem ingewikkelde tijd.

Snerpend
“Het is een kwestie van conditioneren, één keer een gaatje laten vullen zonder een goede verdoving kan al voor een sterke associatie tussen het geluid en pijn zorgen”, vertelt Ad de Jongh, hoogleraar in het Academisch Centrum Tandheelkunde (ACTA). Het geluid van de tandartsboor, een snerpende hoge toon gevolgd door lagere tonen zodra de boor het tandweefsel raakt, is natuurlijk zeer specifiek. Met name veertigplussers hebben pijnlijke herinneren uit de tijd dat tandartsen bij boren zelden een verdoving toepasten. De tandartsboor is echter lang niet de belangrijkste factor bij de ontwikkeling van een fobie voor de tandarts, nuanceert De Jongh. Een gaatje vullen blijkt dan ook niet zo traumatisch als andere, meer invasieve ingrepen waaronder het ondergaan van verdovingsinjecties, het trekken van kiezen of wortelkanaalbehandelingen.

Bovendien blijkt uit onderzoek van De Jongh dat pijnervaringen een matige voorspeller zijn voor het ontwikkelen van zo’n fobie. Gevoelens van machteloosheid en vernedering of schaamte en misselijkheid zijn veel belangrijker factoren. Als de angstige patiënt eenmaal in de stoel ligt, dan slaat de fantasie op hol over diverse rampen die hem of haar kunnen overkomen. Daartegen helpt antigeluid waarschijnlijk niet.

Comfort
De Jongh is zeer benieuwd of onderzoek naar toepassing van het antigeluid zal laten zien dat daadwerkelijk de angst bij patiënten afneemt. Hij verwacht maar een beperkt effect. Voor mensen die al getraumatiseerd zijn zal een psychologische behandeling waarschijnlijk veel meer effect hebben. Wel kan het antigeluid bijdragen aan het comfort, net zoals er nu al tandartsen zijn die patiënten afleiden met muziek of televisiebeelden.

Het antigeluid kan natuurlijk ook comfortabel zijn voor de tandarts zelf, om het gehoor te beschermen. Niet iedereen zal enthousiast zijn als hij wordt behandeld door een tandarts met speakertjes in de oren. Bovendien lijkt de nieuwe vondst daarvoor te laat te komen. De nieuwste generaties tandartsboren, met persluchtaandrijving, produceren allang niet meer zoveel herrie.