Nooit eerder maakten astronomen zo’n duidelijke foto van een babyplaneet.
Al jaren zoeken sterrenkundigen naar beeld van de vorming van planeten in de stofschijven rond jonge sterren, maar nu is het eindelijk raak. Dat schrijven onderzoekers in het vakblad Astronomy & Astrophysics. Het resultaat? Beeld van een betoverend oranje aureool met daarin een wazige witte stip – een stofschijf waarin een jonge exoplaneet rondraast.
Al veel langer weten astronomen dat het samenklonteren van kleine stofdeeltjes in stofschijven nieuwe planeten oplevert, maar zo kort na hun geboorte konden die zich tot voor kort verdraaid goed verstoppen voor het oog van onze astronomische camera’s. De nu gefotografeerde planeet heet PDS 70b en is enkele malen zwaarder dan Jupiter, de grootste planeet in het zonnestelsel. Hij draait op grofweg drie miljard kilometer van dwergster PDS 70, een afstand die net iets groter is dan die tussen Uranus – de verste planeet in het zonnestelsel – en de zon. De piepjonge planeet gloeit nog na van zijn geboorte; het oppervlak kun je met zo’n duizend graden Celsius gerust snikheet noemen. Wanneer planeten ouder worden, koelen ze langzaam af.
‘Als we iets buitenaards ontmoeten, dan is het een machine’
Oude sterren en pril leven – dat zijn de onderwerpen waar het hart van sterrenkundige Leen Decin harder van gaat kloppen.
Babyfoto
De babyfoto lijkt wel wat op een uitgerekte frisbee met een gat in het midden. De heldere, witte stip is de babyplaneet, terwijl achter het donkere ‘gat’ de dwergster PDS 70 schuilt. Het wat vreemde plaatje is het resultaat van een ‘verstoptrucje’ van de telescoop, dat het zeer felle licht van de moederster wegfilterde. Zonder die truc verdrinkt het relatief zwakke licht van de planeet en de stofwolk namelijk in een zee van sterlicht.
Het kiekje werd gemaakt met SPHERE, een instrument van de Very Large Telescope in Chili dat jaagt op exoplaneten, planeten die draaien om een andere ster dan de zon. SPHERE gebruikt verschillende trucjes voor het opsporen van planeten buiten het zonnestelsel, waaronder dus het blokkeren van sterlicht.
Gekke trekjes
Hoewel de eerste exoplaneet al ruim twintig jaar geleden ontdekt is, bleef het wachten op een babyfoto. Op de foto’s die astronomen tot nu toe trokken waren de babyplaneetjes zo vaag, dat de beelden ook best gekke trekjes van de stofschijf konden zijn, vertelt onderzoeker Miriam Keppler van het Max Planck Institute in een persbericht. Die ‘gekke trekjes’ maken de jacht op exoplaneten lastig. ‘Het grootste probleem zijn warme stukjes stofschijf die zich voordoen als planeet’, vertelt sterrenkundige John Tobin van de Universiteit Leiden.
Door goed te kijken naar het licht kun je dat soort vreemde oprispingen van de stofwolk alsnog goed onderscheiden van echte planeten. Licht dat tegen de stoffige deeltjes in de schijf knalt en weerkaatst, trilt namelijk in een andere richting dan het licht dat van planeten zoals PDS 70b stuitert. Dat is een aanwijzing dat het hier draait om een echte planeet, legt Tobin uit. Ook een bijzondere warme plek in de schijf kon uitgesloten worden. In dat geval zou je vooral infrarode straling zien, terwijl de heldere vlek ook licht uitzond in kortere golflengtes.
Babyplaneet PDS 70b bevestigt dat gaten in stofschijven jonge planeetjes kunnen herbergen. Deze ontdekking geeft sterrenkundigen de kans om planeetvorming niet alleen in simulaties te bekijken, maar ook in het echt.
Mis niet langer het laatste wetenschapsnieuws en meld je nu gratis aan voor de nieuwsbrief van New Scientist.
Lees verder: