Een kwart van de hoogleraren heeft burn-outverschijnselen, mede door de publicatiedruk. Ze voelen veel pressie om te scoren, wat kan leiden tot gesjoemel met data. Dat blijkt uit promotieonderzoek van psychiater Joeri Tijdink.

Foto: Adrian Sampson
Er bestaat een verband tussen publicatiedruk en emotionele uitputting. Foto: Adrian Sampson

Toen Tijdink (nu 35) nog geneeskunde studeerde, zag hij bij een onderzoeksbespreking twee volwassen mannen ruzie maken over de vraag of hun naam op de derde of vierde plek van de auteurslijst kon komen. ‘Ik begreep daar niks van. Naarmate ik meer las over wetenschap en de onbetrouwbaarheid van wetenschap, raakte ik geïnteresseerd. Wat is er aan de hand in die wetenschappelijke cultuur? Ik ben psychiater, dus ik wil dan ook weten: wat gaat er in die hoofden om?’ Gisteren promoveerde Tijdink bij het VUmc op dit onderwerp.

Als u nu met de kennis van het onderzoek kijkt naar de ruzie tussen de twee medische wetenschappers tijdens uw studie, wat denkt u dan dat hen bezielde?
‘Dat gaat over emotie. Enerzijds is een publicatie, zeker in een hoog aangeschreven wetenschappelijk blad, heel belangrijk. Dat kan een carrière maken of breken. Anderzijds is een onderzoek ook een beetje je kindje, want als een wetenschapper jaren bezig is met een onderzoek, dan wil hij ook de credits.’

Heersen zwermen killerdrones straks over het slagveld?
LEES OOK

Heersen zwermen killerdrones straks over het slagveld?

Een luchtruim gevuld door kunstmatig intelligente killerdrones, die autonoom bepalen wie blijft leven en wie zal sterven. Hoe waarschijnlijk is dat?

Hoe belangrijk is het om veel publicaties te hebben?
‘Er heerst nu een cultuur van meer is beter. Dus hoe meer publicaties, hoe hoger de impact score. Een wetenschapper stijgt dan op de Hirsch-index (wetenschappelijke voetafdruk). Dat is allemaal heel belangrijk voor de carrière. Het geeft meer kans bij beursaanvragen, en als die eenmaal binnen zijn, dan kan er weer meer onderzoek worden gedaan. Het is een vicieuze cirkel. Universiteiten beoordelen wetenschappers op basis van het aantal publicaties en hoe vaak het werk in andere wetenschappelijke onderzoeken wordt geciteerd. Indirect is dat een perverse prikkel.’

Een kwart van hoogleraren kampt met ernstige burn-outverschijnselen. De publicatiedruk is een belangrijke aanjager, zegt u.
‘Ja, dat hebben we gemeten met vragenlijsten. Burn-out kun je met een speciale methode goed meten en we hebben zelf een inmiddels beproefde publicatiedruk-vragenlijst gemaakt. Als je die twee lijsten naast elkaar legt, dan zien we dat een verband bestaat tussen publicatiedruk en emotionele uitputting.’

Wat doet die druk met de drive van hoogleraren?
‘Hoogleraren zijn topsporters. Dus de crème de la crème van de wetenschap, mensen die niet alleen wetenschappelijk onderzoek doen, maar ook onderwijs geven een afdeling erbij runnen en daarnaast nog managementtaken hebben. Hoogleraren doen heel veel tegelijk en dan werken ze tachtig uur per week. Dan kan ik me het voorstellen dat mensen aan het eind van hun Latijn zijn. Dat ze emotioneel uitgeput raken en ontzettend moe zijn. We weten dat een burn-out ertoe kan leiden dat je foutjes gaat maken.’

Gesjoemel met data, dat zijn geen foutjes.
‘Dat ligt gelukkig genuanceerder. Extreme fraude, zoals van Diederik Stapel, dat komt bijna niet voor. Maar er zijn wel twijfelachtige onderzoekspraktijken. Bewust dan wel onbewust.’

Noemt u er eens een paar.
‘Dat iemand op de auteurslijst wordt gezet die helemaal niet aan het onderzoek heeft meegewerkt. Of dat onder druk van een farmaceutisch bedrijf een onderzoeksresultaat niet wordt gepubliceerd, of dat een ‘geen verschil’-uitkomst wordt weg gelaten. Of dat achteraf de onderzoeksopzet wordt aangepast.’

Wat zeggen wetenschappers zelf over hun cultuur?
‘Wat mij opviel, was hun cynische blik op hoe de wetenschap werkt. Ze zien veel negatieve zaken om zich heen, zoals ellebogenwerk. Of dat er niet goed kan worden samengewerkt. Ze zijn cynisch over de cultuur en zien ook heel weinig oplossingen. In mijn aanbevelingen stel ik dat het belangrijk is daar in de opleiding aan te werken. Een promovendus moet een rolmodel hebben om zich aan te spiegelen, zodat hij leert wat goed onderzoek is. Nu worden ze aan hun lot overgelaten en na vier jaar verwacht de promotor dat ze gepromoveerd zijn.’

Verwacht u dat uw onderzoek onder een vergrootglas wordt gelegd op zoek naar wangedrag?
‘Ik heb in elk geval niks bewust gesjoemeld. En onbewust, ja dat weet ik niet. Wetenschap is een heel genuanceerde business, zwart-wit bestaat niet. Ook mijn onderzoek is niet de waarheid. En wetenschappers zijn ook maar mensen. Het probleem begint als je jezelf serieuzer neemt dan je wetenschappelijke werk.’

Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief. 

Lees verder: