Ik ben een zielige vrouw. Volgens wetenschappelijk onderzoek bevat de voorgaande zin een pleonasme. Want vrouwen zijn per definitie zielig. Ze hebben last van een glazen plafond, hebben problemen met het combineren van werk en privéleven, en krijgen voor hun werk meestal nog minder betaald ook.
'Weinig topvrouwen in technische sector vanwege masculiene bedrijfscultuur', kopte een persbericht dat ik zojuist las. Ik vind het nogal wat. Dat de 'masculiene bedrijfscultuur', wat dat dan ook precies moge inhouden, de oorzaak is van het feit dat er weinig topvrouwen zijn in de technische sector. Zou het niet ook gewoon aan 'ons vrouwen' zelf liggen?
Toen ik nog studeerde werd ik eens uitgenodigd voor een onwezenlijke discussie aan de faculteit. Toevallig was ik als eerstejaars Technische Natuurkunde aan de Technische Universiteit Eindhoven in een vrouwenjaar beland (10 van de 92 eerstejaars waren vrouw, nooit eerder vertoond!). Mooie doelgroep om eens mee van gedachten te wisselen, zullen ze gedacht hebben. Er waren zo weinig vrouwelijke hoogleraren, hoe konden ze daar iets aan veranderen? Zou het te maken hebben met het bevorderen van parttime werken, en goede regelingen voor de kinderopvang? Mijn toen 21-jarige mond viel open.
Klimaatverandering draait het oceaanleven de nek om
Wereldwijd warmen de oceanen op. Het oceaanleven loopt nu tegen de grenzen van zijn incasseringsvermogen aan.
Waarom, waarom gaat het bij vrouwen altijd over kinderen? Of ze ze nou hebben of niet, willen of niet, het is altijd een issue. Aan mannen wordt er nooit gevraagd of ze van plan zijn parttime te gaan werken als er kinderen komen. Ik betrap me er zelf ook op hoor, dat ik me bij een vrouwelijke Spinozawinnares wel afvraag 'hoe ze dat thuis met de kinderen geregeld heeft', en ik datzelfde nog nooit aan een man heb gevraagd. Maar toch is het aanmatigend en doet het niet ter zake. Hoe mensen dingen thuis willen regelen, moeten ze zelf weten. En als dat consequenties heeft voor hun werk, heeft hun werkgever daar ook nog iets over te zeggen.
In het bovenstaande geval heeft het er volgens mij bovendien helemaal niks mee te maken. Van al die tien meisjes die toen aan het studeren waren, had niemand de ambitie om hoogleraar te worden. En dat eventuele kinderen deden er niet toe, want daar hield niemand zich nog mee bezig.
Waar alle Heleen Meezen van deze wereld aan voorbij gaan, zijn eigen wil en statistiek. Een heel groot deel van de Nederlandse vrouwen wíl helemaal geen toppositie. Of heeft geen zin om er alles voor opzij te zetten om tot de top door te dringen. Een leuke baan, gezellige collega's, genoeg intellectuele uitdaging: prima. En ik ken weinig vrouwen die aan de onderhandelingstafel even stevig inzetten op een salarisverhoging. Waar dat aan ligt, laat ik aan de deskundigen. Ik ben geen sociaal psycholoog. Maar ik weet nog wel een beetje van wiskunde. En als van alle medewerkers minder dan 1 procent aan de top komt, en de verhouding man/vrouw op de werkvloer 90 staat tot 10 is, vind ik het nogal verdacht als die top voor vijtig procent bestaat uit vrouwen…