Willem van Winden wil niet meer alleen afstandelijk, beschrijvend wetenschappelijk onderzoek doen. Zo is hij betrokken bij een verband tussen bedrijven om de denimindustrie duurzamer te maken. 

Willem van Winden
Willem van Winden

Op een zondag gaf onze afwasmachine een onheilspellend signaal: foutcode E25, pomp verstopt. Wat nu? De timing kon niet slechter: we zouden bezoek krijgen, en de vaat was nog smerig. En ik haat afwassen. De hoge nood bracht mij, gepromoveerd theoreticus met twee linkerhanden, tot de volgende gedachte: zou ik die pomp misschien zelf kunnen repareren? Ik waagde het erop. Ik vond al snel een YouTube-filmpje waar een sympathieke klusjesman voordoet hoe je bij de pomp komt, en precies uitlegt wat je dan moet doen: ‘Trek met een lepeltje de afsluiter van het pompdeksel omhoog.’ Klonk simpel, maar ik zag geen afsluiter, en wat voor soort lepel moest het zijn? Het zag er bij mijn vaatwasser net iets anders uit dan in het filmpje. Na vier keer kijken ontdekte ik dat die afsluiter los zat: en dat was waarschijnlijk ook de reden waarom de afwasmachine was afgeslagen. Uiteindelijk lukte het me de afsluiter weer vast te zetten. Probleem opgelost! Ik was er twintig minuten mee bezig, maar een volgende keer kan ik het binnen een minuut. Net als die klusjesman op het filmpje. Een typisch voorbeeld van al doende leren, met een beetje hulp van een expert.

Importeren uit China

Op de universiteit waar ik ooit werkte, ging het leren er heel wat minder praktisch aan toe. We waren gewend studenten naar ons eigen beeld te herscheppen: we lieten ze veel boeken lezen over economische theorieën, modellen en concepten, en discussieerden daarover tijdens de colleges. Pas aan het eind van de studie werd het iets praktischer: dan moest iedere student een onderzoek doen en de resultaten daarvan logisch en overtuigend op kunnen schrijven, met goede argumenten en gebaseerd op recente wetenschappelijke inzichten. Veel studenten hadden er de grootste moeite mee en deden er veel te lang over. Niet zo vreemd: ze hadden nooit geoefend, het was hun eerste keer.

Mondscan kan tongkankerpatiënten met een spraakstoornis helpen
LEES OOK

Mondscan kan tongkankerpatiënten met een spraakstoornis helpen

Met een volgsysteem van tong, lippen en kaak, legt taalwetenschapper Thomas Tienkamp de basis om mensen met spraakstoornissen beter te laten spreken.

Ik ging naar huis met een tas vol aanstekers, usb-sticks en een raar petje

Op de Hogeschool van Amsterdam, waar ik later kwam te werken, zag ik weer een andere manier van leren: ergens tussen de klusjesman en de universiteit in. Natuurlijk moeten ook hbo-studenten economische theorieën leren, maar ze moeten vooral ook dingen doen.

Op een dag liep ik ons prachtige gebouw binnen op de Fraijlemaborg in Amsterdam-Zuidoost. Wat een herrie! De eerste etage bleek veranderd te zijn in een vrolijke en kleurrijke markt, waar tientallen studenten probeerden allerlei producten te verkopen: usb-sticks, aanstekers, telefoonhoesjes, zonnebrillen en nog veel meer. Een student legde mij uit dat de markt onderdeel was van een vak waarbij de studententeams een product uit China moesten importeren, om dat vervolgens in Nederland te verkopen. Praktischer kan economieonderwijs niet worden. En het is enorm leerzaam. Want al doende lopen ze tegen allerlei vragen aan, zoals: moeten we invoerrechten betalen? Hoe regelen we de logistiek? Hoe weten we zeker dat onze leverancier gaat leveren als wij betaald hebben, en wat als hij dat niet doet? Hoe financieren we onze inkoop? Er kon van alles misgaan. Maar de studenten stonden er niet alleen voor: ervaren docenten/coaches hielpen hen de juiste informatie te vinden en verwezen naar relevante literatuur. Dus: eerst de praktijk in, dan de kennis daaromheen organiseren, met goede docenten. Ik was onder de indruk en ging die dag naar huis met een tas vol nutteloze aanstekers, USB-sticks en een raar petje.

Gala van de Wetenschap 2016 - New Scientist
Willem van Winden is een van de sprekers op het Gala van de Wetenschap. Wanneer 22 november Waar Stadsschouwburg Amsterdam Prijs Vanaf €24,95 Meer informatie Gala van de Wetenschap 2016

Onderzoek in mijn vakgebied, de stadseconomie, is vaak nogal academisch. We onderzoeken bijvoorbeeld hoe de economie van de stad verandert: waarom zijn sommige steden, zoals Amsterdam en Londen, booming en andere, zoals Kerkrade, niet? Hoe werkt de huizenmarkt, en wat is de impact van Airbnb daarop? Zijn start-ups op een science park innovatiever dan hun soortgenoten op een gewoon bedrijventerrein? Dat soort vragen. De onderzoeker blijft op een afstand. Hij of zij gaat op zoek naar zo veel mogelijk informatie om de vraag te kunnen beantwoorden: bestaande data van het Centraal Bureau voor de Statistiek, enquetes, of interviews met managers, en komt dan met conclusies over hoe het allemaal werkt.

Urban regeneration

Alleen: vaak weten we het gewoon niet. Het leuke van stadseconomie is dat er zo veel verrassende dingen gebeuren die niemand zag aankomen. Begin jaren negentig was het opeens grote crisis in Eindhoven: er verdwenen duizenden banen bij de grootste werkgevers van de stad, Philips en DAF, die tegelijkertijd bijna failliet gingen. Men vreesde dat de lokale economie zou instorten, maar dat gebeurde uiteindelijk niet. Na een paar moeilijke jaren bloeide een vernieuwde economie op, gedreven door kleinere, innovatieve bedrijven, mede dankzij een gezamenlijke strategie van de stad, de universiteit en het bedrijfsleven, en met financiële steun uit Brussel en Den Haag. Achteraf kunnen onderzoekers prima verklaren wat daar is gebeurd, en waarom. Maar voorspellen?

Een klassiek voorbeeld is Bilbao, een industriestad in Spaans Baskenland. Ook die stad zat in zwaar weer: banen in de zware industrie en scheepsbouw verdwenen en de stad was onaantrekkelijk vanwege de vervuiling. Het stadsbestuur besloot het roer radicaal om te gooien en liet het beroemde Guggenheimmuseum bouwen. De tegenstand was natuurlijk groot: waarom geld uitgeven aan een extravagant museum terwijl duizenden industriearbeiders zonder werk zaten en de stad verpauperde? Maar het stadsbestuur zette door: het wilde het negatieve imago ombuigen en de stad weer aantrekkelijk maken voor toeristen en kenniswerkers. Niemand wist of het zou werken, maar achteraf gezien kreeg het stadsbestuur gelijk: Bilbao maakte een opmerkelijk bloei door, en werd een wereldwijde inspiratiebron voor urban regeneration.

Veel andere steden bouwden ook musea of stadions in de hoop op vergelijkbaar succes – meestal tevergeefs. Stadseconomen schreven er talloze artikelen over. Uber en Airbnb Vandaag de dag zijn het platformbedrijven als Uber, Airbnb of Kickstarter die voor economische verrassingen in de stad zorgen. Door slim te bemiddelen tussen vraag en aanbod scheppen ze markten die nog niet bestonden. Ze bedreigen gevestigde belangen en bestaande banen, ze scheppen nieuwe kansen, en bezorgen wethouders (en soms buurtbewoners) hoofdpijn. Het zijn overigens echt niet alleen de grote jongens uit de VS die de boel hier opschudden: Amsterdam zit vol met bedrijven die fantastische nieuwe ideeën hebben waar we nog van zullen horen. Bijvoorbeeld over betere recycling van plastic of duurzame kleding. Ze maken apps voor het slimmer delen van kanoorruimte of parkeerplaatsen. Superinteressant allemaal.

Foto: Robert Sheie
Foto: Robert Sheie

Als onderzoeker ben ik vaak jaloers op al die ondernemende mensen die al experimenterend bezig zijn de wereld te veranderen. Wat voegen wij toe, als onderzoeksgroep op het hbo, in deze snelle wereld? We willen niet alleen afstandelijk, beschrijvend of verklarend wetenschappelijk onderzoek doen, maar meer naar de praktijk gaan. Erbovenop zitten in plaats van afstand te houden. Meedoen in plaats van toekijken. Maar ook: denken. Analyseren, abstraheren, proberen er lessen uit te trekken met een bredere toepassing. Zaken waar onze studenten wat aan hebben. Dus iets tussen de klusjesman en de universiteit in. Zo zijn wij betrokken bij de Alliance for Responsible Denim, een nieuw verband waarin een aantal modebedrijven in Amsterdam – vaak concurrenten van elkaar – samen optrekken om duurzamer te worden. Dat is nodig, want de denimindustrie is niet bepaald schoon: voor de productie van een gemiddelde spijkerbroek is zevenduizend liter water nodig, en wordt 25 kilo kooldioxide uitgestoten. Dat moet beter kunnen. We gaan daarom samen met de modemerken nieuwe normen ontwikkelen voor duurzaamheid (zodat je weet hoe duurzaam je spijkerbroek is gemaakt) en slimme businessmodellen bedenken om spijkerstof in te zamelen voor hergebruik.

Dingen doen dus. Al doende denken we ook na over wat meer academische vragen, zoals: wat gebeurt er eigenlijk als concurrenten met elkaar samenwerken op het gebied van duurzaamheid? Wat zijn succesfactoren, en wat is de rol van onderling vertrouwen? Daar publiceren we over, en we leren het onze studenten. En misschien maken we een handboek over nieuwe duurzame businessmodellen.

Of zelfs een instructiefilmpje, zoals mijn online klusjesman.

Willem van Winden is lector Amsterdamse kenniseconomie aan de Hogeschool van Amsterdam