Bertil Fredholm begint de dag met een flinke kop koffie, gezet met vers gemalen bonen, met een klein scheutje melk en ongezoet. De farmacoloog, met emeritaat maar nog volop actief, maakt zich weinig zorgen over de effecten daarvan. 97 procent van de mensen kan probleemloos koffie drinken, zo schrijft hij in het boek Koffiekunde, dat New Scientist vandaag, op de Internationale Koffiedag, uitbrengt.
De Zweedse onderzoeker Bertil Fredholm is bijna tachtig. Zijn hele werkzame leven was de farmacoloog verbonden aan het Karolinska-instituut, de medische universiteit in Zweden. Meer dan vijftig jaar geleden richtte hij zijn aandacht op de uitwerking van het molecuul cafeïne op het menselijk lichaam. In het boek Koffiekunde geeft hij een overzicht van wat we nu zoal weten van dit koffiemolecuul en welke effecten koffie op onze lichamen heeft.
Populair drankje
Fredholm begint in Koffiekunde met een historisch overzicht van de koffieconsumptie en de verspreiding ervan. Die komt vijfhonderd jaar geleden vanuit het Midden-Oosten op gang en is na de Tweede Wereldoorlog werkelijk geëxplodeerd. In de zeventiende eeuw vormden de toenmalige coffeeshops een inspirerende omgeving voor de gegoede burgerij en wetenschappers. Velen dronken de bittere vloeistof met volop suiker, zoals de Franse schrijver Voltaire, die ondanks zijn enorme koffieconsumptie tachtig jaar werd.
Kunnen fagen helpen in de strijd tegen antibioticaresistentie?
Faagtherapie kan de toegenomen antibioticaresistentie het hoofd bieden. Deze kleine virussen kunnen specifieke bacteriën doden.
Koffie werd immens populair, maar er was ook kritiek op de stimulerende drank. Lage kwaliteit en slechte bereiding gaven koffie een slechte naam, legt Fredholm uit. ‘In de armere gebieden in Zweden werd slechte koffie keer op keer opnieuw gebruikt, en een kokende koffieketel stond urenlang op het vuur. En om de schade nog erger te maken, werd die koffie gedronken met enorme hoeveelheden suiker.‘ Een van de tegenstanders in de eerste helft van de twintigste eeuw was Are Waerland, een gezondheidsprofeet. Waerland was ook kritisch op wit brood en witte suiker, en daarin had hij misschien gelijk, maar zijn wetenschappelijke onderbouwing was mild gezegd wankel. Fredholm: ‘Zoals veel voedselfanaten overdreef hij alles en hij negeerde ook de wetenschap ten faveure van zijn ideologische stellingnamen.’
In zijn boek gaat Fredholm uitvoerig in op de effecten die cafeïne veroorzaakt in het menselijk lichaam. Regelmatig vergelijkt hij de huidige wetenschappelijke inzichten met Waerlands toenmalige beweringen over koffie. Keer op keer kan hij de lezer geruststellen.
Koffiereceptor
Als promovendus ontdekte Fredholm in 1970 dat een lichaamseigen stofje verhoogde zenuwactiviteit dempt, en een kandidaat daarvoor was adenosine. Vervolgens zag hij dat cafeïne en adenosine elkaar tegenwerken. De eerste verkwikt, de tweede maakt moe en krachteloos.
Toen hij als jonge wetenschapper begon, was het concept van een receptor nog niet algemeen aanvaard, legt hij desgevraagd uit. ‘Pas in de jaren zeventig won het idee van receptoren op cellen en signalen die door moleculen werden overgebracht terrein.’
Een evolutie aan technieken droeg in de afgelopen decennia bij aan de snel groeiende inzichten in het effect van cafeïne op het lichaam en de organen. Fredholm noemt radioactief gemerkte stofjes die vanaf de jaren tachtig hielpen bij het vinden van receptoren en daarna volgden in de jaren negentig moleculairbiologische technieken en knock-out-muizen.
Cafeïne werkt dus in op receptoren voor het molecuul adenosine, en dat zorgt voor het verkwikkende effect. Er zijn meer typen adenosinereceptoren die op cellen voorkomen, en dat betekent dat cafeïne meerdere effecten in het lichaam kan hebben.
Geniet met mate
In de tweede helft van Koffiekunde bekijkt Fredholm al die effecten van cafeïne en koffie op onze organen en ziekten en omstandigheden, van astma tot zwangerschap. Cafeïne blijkt niet altijd onschuldig – sommige mensen zijn gevoeliger voor de effecten van koffie, wellicht genetisch bepaald of door andere factoren, en dat leidt tot nervositeit en slechte nachtrust. Het merendeel van de mensen kan echter probleemloos van koffie genieten. Maar, benadrukt Fredholm, we moeten wel maat houden.
Koffie is een bittere drank, maar toch genieten mensen ervan. Fredholm: ‘Ik denk dat de farmacologische effecten zorgen voor associaties tussen de smaak en de stimulerende effecten. Daardoor wordt onze algehele indruk positief.’
Hij verwijst daarbij ook naar Britse proeven met bijen. Die bijen leerden om geuren te associëren met een zoete beloning. Als de beloning cafeïne bevatte, konden de bijen zich dat een dag later nog steeds herinneren.
Dag van de koffie
De International Coffee Organization riep in 2015 de eerste dag van oktober uit tot de Internationale Koffiedag. Fredholm zelf zal die niet vieren: ‘Ik betreur dergelijke dagen op onze kalenders met een of ander commercieel waarmerk.’
Is het bovendien voor de echte liefhebber niet elke dag koffiedag? Immers, als je stopt met koffie drinken kun je al na twee dagen ontwenningsverschijnselen vertonen, zoals hoofdpijn. Is koffie dan verslavend? Fredholm gaat dat in Koffiekunde na, en stelt dat je de werking van cafeïne niet kan vergelijken met die van beruchte verslavende stoffen zoals nicotine, opiaten en alcohol. Zijn conclusie luidt dat koffie hooguit mild verslavend is – en daar moet nog veel onderzoek aan worden verricht.
KOFFIEKUNDE IN DE MEDIA
Onder meer het Reformatorisch Dagblad, Algemeen Dagblad en Het Parool schrijven over het boek Koffiekunde.