Door overbevissing is de roggenpopulatie voor de Nederlandse kust dramatisch geslonken. Marien biologe Eleanor Greenway, werkzaam bij Wageningen University & Research, vergaart kennis over de rog zodat hij beschermd kan worden.

Sinds er voor de Noordzee een vangstlimiet is ingesteld voor roggen, gaat het langzaam de goede kant op met deze vissoort. Verdere bescherming blijkt echter lastig. Voornaamste oorzaak daarvan is het gebrek aan kennis over deze zogeheten kraakbeenvissen. Het promotieonderzoek van Eleanor Greenway bij Wageningen University & Research moet dat gat in onze kennis gaan dichten.

Greenway kijkt specifiek naar de blonde rog, de stekelrog en de gevlekte rog. Dat is geen willekeurige selectie: deze soorten worden namelijk als enige roggensoorten commercieel bevist op de Noordzee. Dat moet zorgvuldig gebeuren, want het duurt vier tot acht jaar voordat zo’n rog zich kan voortplanten. Als er te veel worden gevangen of als de gevangen dieren te klein of te jong zijn, stort de populatie in.

Het darmmicrobioom en chronische ziekten
LEES OOK

Het darmmicrobioom en chronische ziekten

Het microbioom wordt in verband gebracht met ziekten zoals alzheimer, diabetes en het chronischevermoeidheidssyndroom.

Hoe bent u in het roggenonderzoek terechtgekomen?

‘Eigenlijk wilde ik heel graag iets met tijgers doen, maar tijdens mijn bachelor deed ik een project met roggen en ik was meteen verkocht. Het zijn zulke gave dieren, ze zijn zo primitief. Met haaien zitten ze als kraakbeenvis echt in een eigen klasse. Toch weten we maar heel weinig van ze af en dat is best bizar.’

Wat weten we dan allemaal nog niet?

‘Stekelroggen planten zich tegenwoordig voort bij de monding van de Theems, voor de Engelse kust, maar van de blonde en de gevlekte rog hebben we eigenlijk geen idee waar ze paren. En van alle drie de soorten weten we niet of ze migreren of waar ze blijven in de winter. Ik wil dus weten hoe de roggen zich door de Noordzee bewegen, waar ze paren en waar ze hun eieren leggen en of ze migreren.’

Hoe ziet het onderzoek naar de roggen eruit?

‘Voor mijn onderzoek maak ik apparaatjes vast aan roggen die daarmee gegevens verzamelen terwijl ze zwemmen. Dat heet een data storage tag. De tag meet elke tien seconden de temperatuur en de diepte van het water en slaat die gegevens lokaal op.’

Waarom gebruikt u niet gewoon een GPS-zender?

‘Omdat GPS twee meter onderwater al niet meer werkt. Roggen zitten het liefst op de bodem van de zee, dus dan weet ik nog niet waar ze zijn. Maar met de gegevens op deze tags kunnen we wel zien waar de roggen geweest zijn en of ze migreren. Dat bepalen we door te kijken naar de hoogte en de timing van het getijdeverschil die de tag laat zien en de diepte van de Noordzee.’

Hoe zit de tag vast aan een rog?

‘Die komt als een soort piercing of oorbel aan de basis van de staart te hangen. Van de 280 tags heb ik er nu 230 geplaatst. Om de roggen te vinden ga ik als lifter mee de zee op, bij een vissersboot of een onderzoeksschip. Het is altijd afwachten of we geschikte, gezonde roggen gaan vinden in het net of niet. Soms kan ik dertig roggen taggen in een week, soms maar twee. Het is een kwestie van geluk.’

Hebben de roggen geen last van de tag?

‘Nee. De aquariumrog die we als test een tag hadden gegeven, bleef normaal gedrag vertonen. Dat is ook een vereiste, want ik heb er niets aan als de roggen door de tag onnatuurlijk gedrag gaan vertonen.’

En hoe bent u van plan al die tags weer terug te krijgen?

‘De tag laat na een jaar of twee los. Dat gebeurt deze zomer, maar ook in de zomer van 2024 en 2025, zodat we altijd minimaal een heel jaar aan gegevens hebben. Doordat de tag drijft, brengt de stroming hem naar het strand. Hopelijk zullen badgasten de feloranje tags daar vinden. Ik hoop echt dat mensen ze terugsturen, want ik kan niet de hele kustlijn van de Noordzee in mijn eentje in de gaten houden. Als iemand eentje vindt en terugstuurt naar Wageningen, krijgt diegene daar 25 euro of een T-shirt voor.’

Hoe gaat dit onderzoek de roggen in de Noordzee helpen?

‘Tot anderhalve eeuw geleden zaten er veel meer roggen in de Noordzee dan nu en lagen er paringsgronden in de Oosterschelde en in de Waddenzee. Maar in de afgelopen honderd à honderdvijftig jaar zijn ze als gevolg van overbevissing bijna verdwenen. Nu er al een paar jaar een vangstlimiet geldt, komen ze steeds meer voor langs de Nederlandse kust. Wanneer we weten waar die roggen vandaan komen, of en hoe ze migreren en waar ze hun eieren leggen, kunnen we ze veel beter beschermen. Misschien gaan ze zich dan ook weer voortplanten in Nederlandse kustwateren.’