In films slaan robots al snel aan het moorden, en als dat niet gebeurt pikken ze wel onze banen in. Toch hoeven we helemaal niet bang te zijn voor de aanstaande robotisering. Robots zijn niet eng, maar nuttig. En bovenal: ontzettend tof!
In de gemiddelde Hollywoodfilm kun je er al snel donder op zeggen: zodra we een beetje fatsoenlijk robots in elkaar kunnen knutselen, ligt het einde van de mensheid steevast op de loer. Het is slechts een kwestie van tijd voordat die dekselse metalen mormels alle systemen overnemen, ongevraagd hun superioriteit verklaren, gewelddadig in opstand komen of zomaar ineens de ijzeren dictatuur van het onfeilbare kunstbrein uitroepen. Als het een beetje tegenzit leidt dit zelfs tot regelrechte genocides, zoals in de Terminator-filmreeks, waar een kunstmatig intelligente supercomputer een atoomoorlog veroorzaakt en, alsof dat nog niet genoeg was, na afloop ook nog eens en masse moordrobots bouwt om de laatste restjes mensheid uit te roeien. Het ontwikkelen van robots leidt in Hollywood dus vrijwel zonder uitzondering tot een ware robopocalypse – overigens niet toevallig ook de titel van Steven Spielbergs nieuwe robotfilm (gebaseerd op het gelijknamige boek van Daniel H. Wilson).
Sluimerend gevaar
Het is je dus van harte vergeven als het je bij de gedachte aan een aanstaande robotisering een tikje dun door de broek begint te lopen. Zelfs een vooraanstaande denker als Stephen Hawking, die met zijn getalenteerde brein met het grootste gemak bizar lastige issues als de ware aard van zwarte gaten tackelt, ontwaart in onze rudimentaire robots een sluimerend gevaar. En als hij dat zo ziet, dan moet dat wel kloppen, toch?
Dit is hoe we wiskundefobie te lijf kunnen gaan
Sarah Hart vertelt hoe we de angst voor getallen en formules weg kunnen nemen.
Bovendien: zelfs als je het voor elkaar hebt gekregen zonder knikkende knietjes aan robots te denken, kun je nog altijd voldoende andere redenen bedenken waarom je eigenlijk ongemakkelijk heen en weer zou moeten schuiven op je stoel bij de gedachte aan een tijd waarin robots net zo normaal worden als mobiele telefoons. Zo uitte Lodewijk Asscher, de Nederlandse minister van sociale zaken, in 2014 bijvoorbeeld nog hardop de zorg dat robots binnenkort onze banen in gaan pikken. Wie een baan heeft waar de eerste de beste R2D2 of C3PO vermoedelijk ook goed in is, doet er daarom misschien goed aan zijn of haar CV alvast op orde te brengen, lijkt de conclusie.
In de kinderschoenen
Ik doe er nogal gekscherend over, maar de risico’s waar Hawking en Asscher op doelden bestaan natuurlijk wel degelijk. De ontwikkeling van oorlogrobots die steeds zelfstandiger kunnen moorden, is ronduit zorgwekkend. Zodra zo’n amorele moordmachine intelligent wordt, moet je hopen dat zijn softwarebouwers goed hebben nagedacht over hoe ze een rücksichtslose slachting kunnen voorkomen. Zo’n vaart loopt het echter voorlopig nog niet. Op dit moment kun je een robot bijvoorbeeld nog flink pesten met huis-tuin-en-keuken voorwerpen, waardoor we een oorlog tegen onze metalen evenknieën op dit moment nog met gemak zouden winnen. En hoewel wetenschappers wel degelijk werken aan kunstmatig intelligente robots en systemen á la Terminator waarin zelfbewustzijn als emergent verschijnsel opdoemt, staat die ontwikkeling nog in de kinderschoenen. Het moment waarop robots onze breinen van vlees en bloed voorbij streven, is daarmee nu nog vooral voer voor sciencefictionmakers.
Dat wil echter niet zeggen dat de naderende robotisering van de samenleving óók sciencefiction is. In een wereld vol fabrieksrobots die onze spullen bouwen, stofzuigrobots die onze vloeren zuigen en auto’s die zelfstandig remmen en inparkeren, is de robotmaatschappij dichterbij dan ooit. Onderzoekers zoals Vanessa Evers van de universiteit Twente, die op 24 maart net als ik op het New Scientist café robotisering spreekt, doet daarom bijvoorbeeld serieus onderzoek naar hoe robots zich sociaal het beste kunnen aanpassen aan mensen. Een flink lastige opgave, want robots krijgen de impliciete sociale regels en ongeschreven gebruiken in onze omgeving maar moeilijk onder de knie.
Toffe robots
Mijn stelling is echter dat de razendsnelle robotontwikkelingen van vandaag de dag niet zorgwekkend zijn, maar ontzettend tof. En nuttig bovendien. Allereerst – maar dat is natuurlijk persoonlijk – is het gewoon heel erg gaaf dat de robots, waar we al decennia over dromen in sciencefictionboeken en -films, nu potverdorie eindelijk eens werkelijkheid worden. Neem bijvoorbeeld het razend schattige thuisrobotje Jibo, dat op dit moment gebouwd wordt en dat je binnenkort bij je thuis zou kunnen hebben staan. In het tikje Amerikaanse reclamefilmpje hieronder zie je wat dit charmante kunstmatig intelligente hulpje voor je kan doen: je afspraken bijhouden, je kinderen voorlezen of helpen met koken, bijvoorbeeld. En als je inwendige technologienerd daar niet bijna gênant gelukkig van wordt, dan weet ik het ook niet meer.
Jibo is natuurlijk een beloftevolle gadget waar hopelijk net als voor je mobiele telefoon een heuse appmarkt achter gaat schuilen zodat z’n scala aan gebruiksopties flink groter wordt totdat het robotje – of z’n toekomstige concurrenten – niet meer weg te denken zijn uit je dagelijkse leven. Maar de ware belofte schuilt in een heel ander type robot. Zij vormen de belangrijkste reden dat robotisering niet eng is, maar juist heel tof.
Nuttige taken
Het duurt niet lang meer voordat robots allerlei nuttige publieke taken gaan vervullen. Neem bijvoorbeeld de robot Spencer, door Evers en collega’s ontwikkeld, die passagiers de weg moet wijzen op Schiphol. Of kijk naar de zelfrijdende auto waar Google en concurrenten zo druk mee bezig zijn. Doordat dergelijke auto’s straks het gehele systeem kunnen overzien en minder emotioneel handelen dan menselijke bestuurders, kunnen deze robots veel efficiënter en energiezuiniger over de weg sjezen. Als het even meezit lossen ze en passant ook nog het fileprobleem op, doordat ze veel minder remmen en optrekken dan mensen en altijd keurig afstand houden. En wanneer de software goed genoeg wordt om zelfs de relatief chaotische verkeerssituaties buiten de snelweg fatsoenlijk te herkennen, zal zelfs het aantal verkeersdoden dalen.
Dat op zich is al reden genoeg om enthousiast te worden van al die robots, maar er is meer. Zo zorgen metalen hulpjes er ook nog eens voor dat we wetenschappelijk onderzoek kunnen doen in onherbergzame gebieden. Op andere planeten zoals Mars, bijvoorbeeld, of diep in de kosmos, mijlen onder zee of in onherbergzame arctische gebieden.
Ouderenzorg
En wat te denken van de robots die taken uit gaan voeren die wij liever niet doen of waar we gewoon de mankracht niet voor hebben? Onze samenleving vergrijst op hoog tempo en de ouderenzorg staat daardoor steeds steviger onder druk. Als je zelf van je oude dag geniet, wil je dan liever in een volgepropt tehuis zitten met weinig persoonlijke aandacht, of langer thuis kunnen blijven met behulp van een handige zorgrobot die je kan helpen met schoonmaken en koken of waarmee je een goed gesprek aan kunt knopen? Ik weet het wel.
Het zijn opties die klinken als sciencefiction, maar dergelijke zorgrobots zijn een stuk dichterbij dan je zou durven dromen. Neem nu bijvoorbeeld zorgrobot Alice, in Nederland beroemd geworden dankzij documentaire Ik ben Alice, en die schittert in de trailer hieronder. Ook over Alice kom je op ons robotcafé overigens meer te weten, wanneer psychologe Elly Konijn van de Vrije Universiteit Amsterdam langskomt om over de ontwikkeling van de robot te vertellen.
Kortom: zijn robots eng? Welnee! Ze maken onze oude dag leuker en dragelijker, maken ons verkeer overzichtelijker, doen waardevol wetenschappelijk onderzoek en redden onze levens. Er zijn weinig dingen mooier dan het moment waarop mijn robotstofzuiger na een paar rondjes vloer met tevreden bliepjes tegen zijn oplaadstation aanschurkt – een moment waarop je, als je een beetje empathisch bent aangelegd, bijna trots bent op die kleine stofzuiger. Robots, zo wil ik maar zeggen, zijn geen kille moordmachines die alle vreugd uit het leven wegzuigen, maar knap gebouwde, intelligente systemen waar je tegen beter weten in zelfs een rudimentaire band mee kunt opbouwen.
New Scientist Café: robotisering
Om de aanstaande robotisering te vieren, heb ik daarom samen met mijn collega’s van New Scientist de ultieme robotavond in elkaar gedraaid. Op één enkele avond staat het grootste robottalent uit de lage landen samen op één podium. Zo spreekt de internationale robottopper Vanessa Evers over haar missie om robots steeds socialer te maken, komt topspreker en gevierd robotonderzoeker David Abbink langs om te vertellen over de manier waarop je robots steeds beter kunt laten bewegen. En geeft psychologe Elly Konijn een lezing over de ontwikkeling van Nederlands bekendste robot Alice. Ik zelf schreef afgelopen jaar het boek Robots, aliens en popcorn, en dat gaf mij het benodigde excuus om tussen deze gerenommeerde toppers ook op het podium te klimmen en mijn enthousiasme voor robots met u te delen. Ik kijk daar alvast ontzettend naar uit.
Bij deze wil ik u daarom dan ook van harte uitnodigen om langs te komen op wat een heel bijzondere avond belooft te worden. Ik kan bijna niet wachten, dus ik hoop u de 24e te mogen begroeten!
Wanneer: donderdag 24 maart 2015
Waar: Pakhuis de Zwijger, Amsterdam
Tijd: vanaf 19:30 uur tot 22:00 uur
Prijs: € 24,50 voor abonnees/€ 29,50 voor niet-abonnees/€ 75 passe-partout (toegang tot alle vier New Scientist Cafés, alleen voor abonnees)
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Lees verder: