Met een dubbele aanstelling bij het UMC Utrecht en het Universiteitsziekenhuis Zürich brengt neurochirurg Tristan van Doormaal zijn tijd door in het laboratorium én in de operatiekamer. Die combinatie van onderzoek en praktijk stelt hem in staat om de zorg vanuit beide perspectieven te benaderen. ‘Ik zie mezelf als een praktische onderzoeker, een neurochirurg die de zorg voor mijn patiënten beter wil maken.’
De ambitie van van Doormaal vond al vroeg zijn oorsprong: ‘Toen ik studeerde, kreeg de moeder van mijn vriendin een hersenbloeding. De arts die haar opereerde, was ook de docent bij wie ik mijn neurologie-examen moest doen. Hij merkte mijn interesse op en suggereerde dat ik maar eens over een carrière in de neurochirurgie moest nadenken. Ik vond het altijd al een bijzonder vak: je opereert echt in de zetel van de ziel. Het is een heel persoonlijk, maar ook een heel technisch beroep.’
U bent zowel onderzoeker in Utrecht als neurochirurg in Zürich. Hoe is dat zo gekomen?
‘Het plan was om een jaar als neurochirurg in Zürich aan de slag te gaan, maar toen kwam covid. Nu zit ik hier al bijna drie jaar. Het bevalt ons als gezin erg goed in Zwitserland. Ik sta hier twee á drie dagen per week in de operatiekamer, één dag in de polikliniek en doe één dag onderzoek.
Thomas Hertog werkte samen met Stephen Hawking en onderzoekt de oerknal
Tijd en natuurwetten zijn voortgekomen uit de oerknal, in een chaotisch proces van toevalligheden, zegt theoretisch natuurkun ...
Tegelijkertijd leid ik een onderzoeksgroep in het UMC Utrecht, waar we nieuwe technieken ontwikkelen die de neurochirurgie beter en veiliger moeten maken. Ik vind die combinatie van praktijk en onderzoek heel verrijkend. Het leert je dat er niet één gang van zaken is: problemen kan je op heel veel verschillende manieren oplossen.’
Vindt u het niet lastig om tussen de twee vakgebieden te schakelen?
‘Nou, ik moet wel oppassen dat ik niet van hot naar her vlieg met al m’n ideeën. Het is belangrijk om die twee gebieden echt los van elkaar te blijven zien. De dagelijkse praktijk heeft vaak weinig te maken met technologische innovatie.
Aan de andere kant, je kan het een niet zonder het ander te doen. Als je geen weet hebt van patiëntenzorg, dan kan je niks innoveren. En als je niet weet wat het inhoudt om een nieuwe techniek toe te passen, dan snap je niet goed waarom de neurochirurgie is zoals die is.’
U heeft ook een eigen bedrijf, AugmedIT, waarmee u hersenhologrammen ontwikkelt. Wat zijn dat?
‘Als we het brein in beeld willen brengen, gebruiken we daar nu MRI- of CT-scans voor. Dat levert een plat zwart-wit plaatje op. Een hologram is een driedimensionaal beeld van de hersenen. Dat is wat het zo slim maakt: je kan het uit elkaar halen, vastpakken, draaien… Met andere woorden, je kan erin opereren.
Met AugmedIT hebben we nu een cloud gebouwd die met een automatisch algoritme een hersenscan in één klik omzet in een hologram. Zo kan je bij tumoren of bij een aneurysma – bolletjes op de slagaders die kunnen gaan bloeden – precies zien waar ze zitten in het brein. Hiermee kan je je operatiestrategie voorbereiden én oefenen.’
De toenemende interactie tussen zorg en technologie roept soms negatieve reacties op. Hoe denkt u daarover?
‘Ik denk dat we dat altijd blijven houden. Dat zie je nu bijvoorbeeld ook met zelfrijdende auto’s. Als die tegen een vrachtwagen botsen, dan kopt de krant de volgende dag: ‘De techniek heeft gefaald!’ Terwijl, als jijzelf rijdt, dan noemen we het een ongeval. Dat zal ook gaan gelden voor operatierobots. Zitten er risico’s aan robots? Jazeker, maar die zijn er ook als ik jou behandel.
Ik hoop dat steeds meer mensen het vertrouwen vinden dat wij als maatschappij in staat zijn de zorg verder te brengen met technologie. Daarom is het goed dat we er veel onderzoek naar blijven doen en we het erover blijven hebben, want het is wel waar we naartoe gaan in de toekomst.’
En hoe ziet die toekomst van het hersenonderzoek er voor u uit?
‘Het liefst houd ik patiënten natuurlijk langer op deze wereld, met een zo fijn mogelijk leven zonder complicaties – dat is waar techniek aan moet bijdragen. Technologie moet dienend zijn, zonder dat de innovatie ervan een doel op zich is.
Uiteindelijk komt goed onderzoek doen neer op het steeds weer verdiepen en verder ontwikkelen van een concept. Dat is een proces van jaren, het zijn steeds hele kleine veranderingen die je aanbrengt: twee stappen vooruit, en één stap terug.’
In samenwerking met het UMC Utrecht Hersencentrum organiseert New Scientist op dinsdag 17 mei een avond waarin de technologie van de toekomst centraal staat. Verschillende wetenschappers geven een inkijkje in hun fascinerende onderzoeken. Zo vertelt o.a. neuropsycholoog Martine van Zandvoort over wakkere hersenoperaties, laat datawetenschapper Hugo Kuijf zien wat er mogelijk is met kunstmatige intelligentie en gaan we met drie jonge onderzoekers in gesprek over de technologie van de toekomst. Verwacht een avond vol verwondering over het meest complexe orgaan van ons lichaam: het brein.