De communicatie tussen vogels, met zingen en krassen maar ook met gedrag en kleuren, is fascinerend. In het boek Vogeltaal worden die vele vormen van communicatie beschreven, maar ook hoe de mens de vogelcommunicatie verstoort.
Denk je aan vogels in Amsterdam, dan zie je de Dam met de vele duiven, meeuwen nabij het IJ en in Nieuw-West, zwermen spreeuwen, kauwen nestelend in kantoorgebouwen, zwanen in de grachten en zelfs halsbandparkieten. ‘Jullie hebben ook veel zilverreigers,’ voegt Barbara Ballentine daar per e-mail aan toe, een link naar een artikel in een Britse krant meesturend.
Net als Jeremy Hyman, medeauteur van Vogeltaal, werkt ze aan de Western Carolina University in de Amerikaanse staat Noord-Carolina. Met voorbeelden van vogels van over de hele wereld beschrijven Ballentine en Hyman in het boek de recentste inzichten in de vogelcommunicatie. Dat gaat niet alleen om zingen; uiterlijk en gedrag van de dieren tellen ook mee.
Softies? Sneeuwvlokjes? Niks daarvan – Gen Z is superkrachtig, zegt deze neurowetenschapper
Niks sneeuwvlokjes. Volgens neurowetenschapper Eveline Crone zijn hedendaagse jongeren juist sterk in een extreem ingewikkelde tijd.
Het merendeel van het boek, dat deze maand in het Nederlands is verschenen, is gevuld met prachtige foto’s en heldere grafieken die de natuurlijke aspecten van vogelcommunicatie laten zien. Het lijkt de lezer voor te bereiden op de boodschap in het laatste hoofdstuk. Daarin behandelen de auteurs de verstoring van de vogelcommunicatie door de mens.
Vaal verenkleed
Alle aspecten van communicatie tussen vogels worden door die door ons geproduceerde ruis beïnvloed. Zo wordt de zoektocht naar de ideale partner verstoord. Stadsrumoer kan ertoe leiden dat een mannetje met hogere frequenties zingt om maar hoorbaar te zijn. Maar een vrouwtje kan dan denken dat hij kleiner en zwakker is en dus een slechte paringskandidaat.
De mens beïnvloedt met zijn gedrag niet alleen het geluid. Ook het verenkleed van vogels kan te lijden hebben, bijvoorbeeld aan luchtvervuiling. Mannetjes die goed in hun veren zitten, hebben gewoonlijk voldoende energie om zich te verzorgen. Een vaal verenkleed is onder normale ‘schone’ omstandigheden een teken dat een mannetje minder geschikt is als partner. Maar het kan ook een gevolg zijn van luchtvervuiling of een stedelijk dieet. Slechte partnerkeuze door de in de stad verstoorde communicatie – of een vrijgezellenbestaan bij een schijnbaar slecht aanbod – leidt tot verzwakking van de populatie.
Volgens Ballentine varieert de last van de door mensen veroorzaakte ruis per vogelsoort: ‘Sommige soorten hebben er weinig moeite mee, zoals de rotsduif, die veel voorkomt in Amsterdam en andere grote steden. Kauwen evenmin. Onderzoek heeft echter laten zien dat er consistente verschillen zijn tussen het gedrag van individuele vogels in stadsgebieden en die op het platteland. Bij de zanggorzen die we onderzoeken, zien we dat die in stedelijk gebied brutaler en agressiever zijn dan hun plattelandsfamilie.’
Sommige vogelsoorten maken dankbaar gebruik van de voordelen die een stedelijke omgeving ze biedt, zoals broedplekken in gebouwen. Het helpt als een stad veel groen heeft. Op den duur kunnen stadsvogels en plattelandsvogels uit elkaar groeien door verschillen in communicatie. Ballentine: ‘Verschillen in gedrag, en soms in bouw en vorm, kunnen in evolutionaire tijd toenemen, waardoor er een scheiding kan ontstaan tussen stedelijke en landelijke populaties van dezelfde soort.’
Melancholieke liedjes
Ballentines fascinatie voor vogels begon tijdens haar studie. ‘Tijdens een veldexcursie in de lente identificeerde iemand vogels, niet alleen aan hun uiterlijk maar tot mijn verbazing ook aan hun zang. En voor nieuwelingen was het ook veel gemakkelijker om de vogeltjes te horen dan ze rondvliegend tussen de bomen te zien.’
Die vogelzang gaf de doorslag. ‘De wereld was plots een andere plek, gevuld met de wonderschone zang van een uitgebreid scala aan vogels.’
Misschien wel de mooiste zang vindt Ballentine die van de Amerikaanse boslijster. Het mannetje kan twee noten tegelijk zingen. ‘Die zingt etherische, melancholieke liedjes die de vogelzang rond zonsondergang kunnen overheersen.’
In 1853 schreef de Amerikaanse natuuronderzoeker Henry David Thoreau over de boslijster: ‘Dit is de enige vogel wiens noten me als muziek raken, opbeuren en me opvrolijken. Inspirerend. Hij verandert alle uren naar een eeuwige ochtend.’
Transformerende ervaring
Voor Hyman begon het vogelspotten al eerder. Als kind trok hij er samen met zijn grootvader op uit om vogels te spotten. ‘Ik herinner me dat ik in de winter, ik zal een jaar of zeven zijn geweest, een nieuwe vogel zag, de dennensijs. Ik herkende die dankzij urenlang naar de afbeeldingen in de Petersons Vogelgids kijken. Ik vroeg me af waarom ik die nooit eerder had gezien en leerde zo over onvoorspelbare migratie bij vinken. Ik denk dat daar mijn waardering voor het ingewikkelde leven van vogels is begonnen.’
Een van zijn favoriete vogels is de monnikszanger, een zwart en geel gekleurde zangvogel die voorkomt in de bossen van de Noord-Amerikaanse oostkust. ‘Ze zijn kleurrijk, zingen luid en maken in het broedseizoen veel herrie met hun getjilp. Ik voel steeds weer een verrassende opwinding als ik er eentje tijdens een wandeling zie.’
Imponeren
Ballentine vindt meestal de vogel die ze op dat moment ziet favoriet, maar als ze een voorkeur moet noemen, is dat de zwaluwstaartwouw. ‘Ik heb die maar een paar keer gezien, maar elke keer was dat spectaculair, hoe die vogel zwevend opstijgt tegen een helderblauwe hemel. Een transformerende ervaring.’
Uiteraard is in hun boek een hoofdstuk gewijd aan de man-vrouwcommunicatie en dan met name hoe een mannetje een vrouwtje probeert te imponeren. Bij sommige vogels neemt dat extreme vormen aan; denk aan het uiterlijk van de mannetjespauw of het gedrag van korhoenders.
Hyman herinnert zich dat hij het ornaatelfje in Australië bestudeerde. ‘De mannelijke ornaatelfjes hebben veel interessant gedrag, maar misschien wel het uitzonderlijkst was dat ze bij het baltsen bloemblaadjes droegen, hoewel alleen maar als ze vrouwtjes op naburige territoria het hof maakten.’
Het hoofdstuk over de communicatie tussen ouders en jongen toont de vele strategieën waarmee vogels streven naar een sterk nageslacht. Spectaculair is de evolutionaire strijd tussen vogels. Zoals de Horsfields bronskoekoek, die een ei in nesten van ornaatelfjes legt. Evolutie bij ornaatelfjes kan die dreiging tegengaan. Ze kunnen hun jongen een soort ‘wachtwoord’ aanleren dat een koekoeksjong niet kan nadoen.
En dan is er nog de keuze tussen kwantiteit (veel jongen) en kwaliteit (alle energie steken in het voeden van het sterkste jong), waarbij de beschikbaarheid van voedsel doorslaggevend kan zijn. Soms lijkt de natuur hardvochtig, maar het gaat allemaal om Darwins survival of the fittest.
Barbara Ballentine
Landsdale, Pennsylvania (VS)
11 december 1963
Barbara Ballentine is sinds 2013 verbonden aan de biologiefaculteit van Western Carolina University in Cullowhee in de Amerikaanse staat North Carolina. Sinds 2017 is ze daar universitair hoofddocent. Ze promoveerde in 2007 aan Duke University in Durham, eveneens in North Carolina. In haar onderzoek verkent ze de evolutionaire mechanismen die ten grondslag liggen aan verschillende verschijningsvormen en populatiedivergentie. Ze publiceerde verscheidene artikelen over zangproductie en partnerkeuze bij vogels.
Jeremy Hyman
Cambridge, Massachusetts (VS)
26 mei 1971
Sinds 2006 is Jeremy Hyman hoogleraar
biologie aan de Western Carolina University
in Cullowhee in de Amerikaanse staat
North Carolina. Daar doceert hij inleiding in
ecologie en evolutie, ornithologie en ethologie.
Hij is tevens adjunct-faculteitsvoorzitter.
Hyman promoveerde in 2001 aan de
University of North Carolina in Chapel Hill.
Zijn onderzoek richt zich op ‘persoonlijkheid’,
het verschil in individueel gedrag van
vogels zoals bij territoriale agressie, en hoe
dat correleert met ander gedrag. Eerder
schreef hij een kinderboek over vogels:
Bird Brains – The Wild & Wacky World of
Birds.