Van 12 september tot 24 oktober 2016 organiseert New Scientist voor de tweede keer een cursus wetenschapsjournalistiek, met colleges van o.a. Ionica Smeets en ondergetekende. Als voorproefje nemen we alvast een kijkje in de wereld van de lange wetenschapsverhalen. En meer specifiek: hoe u zo’n verhaal nu eigenlijk begint.
In ons papieren magazine staan regelmatig diepgravende achtergrondverhalen over uiteenlopende wetenschappelijke onderwerpen. Die lees je onderuitgezakt op de bank, genietend van het zonnetje in de tuin, in bed voor het slapengaan of gewoon aan tafel met een lekker bakje koffie erbij. Grote kans dat u bij het lezen nooit stil staat bij hoe deze verhalen nu precies in elkaar steken of tot stand komen. Als wij ons werk goed gedaan hebben, hoeft dat immers helemaal niet.
Stikstofuitstoot lokt planten naar West-Europa
Bosplanten die goed tegen stikstof kunnen, verschuiven snel van Oost- naar West-Europa. Daar brengen ze andere planten in de verdrukking.
Toch kan het ook goed dat u wél meer wilt weten. Misschien ambieert u zelf wel een carrière in de wetenschapsjournalistiek? Misschien wilt u leren hoe je wetenschappelijke inzichten vertaalt naar een breed publiek? Of misschien bent u gewoon geïnteresseerd in hoe goede wetenschapsverhalen in elkaar zitten? Dan heeft New Scientist nu iets dat u mogelijk interessant vindt. Vanaf 12 september begint namelijk alweer onze tweede cursus wetenschapsjournalistiek. In zes avonden leren we u alles wat u als (beginnend) journalist of serieuze hobbyist over de wetenschapsjournalistiek zou moeten weten. Om alvast een klein tipje van de sluier te lichten, geef ik in dit blog alvast een kort voorproefje van mijn college over lange verhalen.
Lange verhalen
Een lang verhaal – of feature, in tijdschriftjargon – is de ster van elk tijdschrift. Deze diepgravende verhalen vormen de voornaamste reden dat mensen een tijdschrift kopen. Dat geldt ook voor New Scientist. Bij elke feature zijn een aantal dingen van doorslaggevend belang. Dat zijn in elk geval:
- De opening. Daarmee trekt u uw lezers direct lekker het verhaal in.
- De spanningsboog. Het verhaal moet lezers stukje bij beetje door de tekst trekken en nergens saai worden.
- De uitleg. Dat is vooral bij wetenschapsjournalistiek van belang. Je wilt geen emmers vol onbegrijpelijk jargon over je lezers uitstorten.
- Het slot. Een verhaal moet goed afsluiten en niet met een sisser aflopen, saai eindigen of – erger nog – abrupt eindigen middenin het verhaal.
In dit blog vertel ik u hoe we bij New Scientist de opening van een verhaal oppakken.
Schrijf geen opstel
Stel u heeft een onderwerp bedacht, u heeft wetenschappers gesproken en u heeft de bijbehorende vakartikelen opgezocht en gelezen. Kortom: u weet inmiddels alles dat u moet weten over het onderwerp waarover u wilt gaan schrijven. U start uw tekstverwerker op en staart naar een leeg scherm. Hoe begin u nu uw verhaal? Neem voordat u begint dan in elk geval alvast deze tips ter harte:
- Schrijf geen opstel!
Stel u schrijft een verhaal over de spannende uitkomsten van nieuw onderzoek naar kanaries. Begin dan in elk geval niet alsof u een spreekbeurt over kanaries geeft of er een opstel over schrijft. Bijvoorbeeld:
“Kanaries zijn kleine vogels, vaak geel van kleur. Ze werden in 1936 voor het eerst ontdekt door de Franse bioloog Francois Parkiet. Sindsdien zijn ze een steeds populairder huisdier geworden.”
Zo breed beginnen is al snel heel saai en het duurt heel lang voordat de lezer weet waar het verhaal eígenlijk over gaat (die resultaten van het onderzoek).
- Pas op met clichés en vermijd algemeenheden
Begin een stuk nooit zo:
Ook wetenschap is mensenwerk. Dat blijkt maar weer nu een nieuwe zaak met wetenschapsfraude is opgedoken.
- Neem de lezer mee, en duik niet meteen te diep het onderwerp in
Een stuk dat als volgt begint, wil vrijwel niemand lezen:
‘Dit is typisch een geval van hexagenese’, zegt hoogleraar zaadmorfologie Wolfgang Stuppy van de Royal Botanic Gardens in Kew. ‘Dat kun je vooral mooi zien op deze elektronenmicroscoopfoto van een pit van de Pinusarmandii.’
- Wat dan wel?
Daar zijn geen strakke regels voor. Een opening moet vooral ‘lekker’ zijn, en de lezer moet zin krijgen in de rest van het verhaal. Om toch een gevoel te krijgen van goede openingen, geef ik hieronder een aantal voorbeelden uit een willekeurige oude editie van New Scientist (in dit geval #16, november 2014).
Kans op zwaar weer
Voordat het verhaal ‘Kans op zwaar weer’ uit New Scientist begon, leest de lezer eerst een intro. Dat is tijdschriftjargon voor het dikgedrukte tekstje dat los van de gewone tekst (‘broodtekst’ in jargon) staat, als lekkermakertje. Let op: het schrijven van een intro is weer een vak apart en is niet de focus van dit blog, dat juist gaat om de eerste alinea van uw lopende verhaal. Kop en intro worden bij veel tijdschriften (her)schreven door de eindredacteur van het tijdschrift om dichter aan te sluiten bij de eigen huisstijl. In dit geval luidde de intro als volgt:
In Nederland gaat het de komende jaren steeds harder regenen. En het weer wordt niet alleen natter, maar vooral ook extremer. Over tornado’s, valwinden, heftige onweersbuien en veel, heel veel regen.
Die intro maakt de lezer duidelijk waarover het verhaal gaat. Daarna is het aan het verhaal zelf om ook lekker te openen, om de lezer het verhaal in te trekken. In dit geval opende dit verhaal met een verhalende alinea. Zie hieronder:
Een wereld zonder grenzen
Dit verhaal had de volgende intro:
Stel je voor dat er geen landen bestaan. Dat je geen Nederlander meer bent, en geen paspoort meer hebt. Hoe ziet een wereld zonder grenzen eruit? Op zoek naar een postnationalistisch utopia.
Afgezien van het feit dat dit intro er stilzwijgend vanuit ging dat u een Nederlander bent (iets dat we eigenlijk willen vermijden – New Scientist heeft bijvoorbeeld ook veel lezers in België en andere landen), geeft dit intro al een aardig beeld van waar dit verhaal heen gaat. De opening trekt dit idee verder door. Het focust op het concept in plaats van op een verhaal. Het legt de nadruk op het idee in plaats van de handeling. Dat levert een fijne opening op die de lezer – als de auteur zijn of haar werk goed heeft gedaan – lekker maakt voor het verhaal:
Muggen en moordenaars
Dit verhaal had de volgende intro:
Software die berekent waar misdadigers zich ophouden, blijkt ook te werken bij het opsporen van malariahaarden. Hoe moordenaars mensenlevens redden.
Dit opening die daarop volgde heeft op het eerste gezicht misschien wel iets weg van de opening van Kans op zwaar weer. Het opent verhalend, met een personage die iets meemaakt. Toch probeert deze opening de lezer niet lekker te maken met een spannende scène, maar juist met een raadsel, een mysterie. Iets waarvan je zegt: ik wil weten hoe dat zit.
De rest van het verhaal
Als u nu benieuwd bent naar de rest van deze verhalen… dan hebben deze openingen hun werk dus goed gedaan. Overigens kunt u New Scientist #16 van vorig jaar nog nabestellen in de webshop, of de betreffende artikelen los kopen in Blendle – maar dat terzijde. Want het ging hier niet om deze specifieke verhalen, maar om hoe u dergelijke verhalen kunt leren schrijven. Daarover vertel ik nog veel meer in mijn college features op onze cursus wetenschapsjournalistiek, dus als u daar benieuwd naar bent, meld u dan vooral aan!
Om u nu niet helemaal met lege handen achter te laten – en om dit blogbericht niet met een sisser te laten aflopen – geef ik u in elk geval nog wel een paar tips mee over waar een goede feature (voor New Scientist) op zijn minst aan moet voldoen:
- Het verhaal is leuk om te lezen. Verhalen in New Scientist houden de lezer op de hoogte van wat er gebeurt in de wereld van de wetenschap. Maar daarnaast zijn dergelijke verhalen ook entertainment. New Scientist is geen vakliteratuur en de verhalen moeten dus boven alles ook vermaken.
- Het verhaal bevat een boeiend idee. New Scientist is een ideeëntijdschrift – onze ondertitel is niet voor niets ‘ideeën die de wereld veranderen’. Om te testen of uw verhaal een boeiend idee bevat, kunt u de volgende proef op de som nemen: lukt het dat idee in één of twee zinnen samen te vatten? (bijvoorbeeld: ‘Het gaat in Nederland de komende jaren steeds harder regenen’, ‘zo zou de wereld eruit zien als we alle landen afschaffen’ en ‘Met toegepaste wiskunde uit de biologie kun je ook seriemoordenaars opsporen’. Lukt het om zo’n soort beschrijving mee te geven, dan zit u goed. Lukt dat niet, dan mist uw verhaal waarschijnlijk een scherp centraal idee.
- Het onderwerp is toegankelijk en uitnodigend beschreven. De tekst is vlot, actief, bevat behapbare zinnen en leest lekker door. Het verhaal bevat bovendien (vrijwel) geen vakjargon of legt dat vakjargon op zijn minst helder uit.
- Het verhaal heeft een sterke opening en slot. De opening hebben we hierboven al besproken; hoe u een goed slot schrijft komt u te weten op de cursus.
- Het verhaal bevat geen verborgen denkstappen. Ook zonder uitgebreide voorkennis van het vakgebied moet iemand uw verhaal kunnen volgen.
- Het verhaal graaft dieper dan een ‘gewoon’ verhaal. In New Scientist houden we van de inhoud en van de wetenschap. Hoewel het verhaal begrijpelijk moet zijn, zijn we niet bang voor moeilijke onderwerpen of diepgravende wetenschappelijke inzichten. Sterker nog: dat vinden onze lezers (en wij) juist heel leuk! Nadat u een verhaal in New Scientist hebt gelezen, weet u écht hoe de vork in de steel zit.
Meer weten?
Bent u nieuwsgierig geworden en wilt u meer weten over het schrijven over wetenschap? Kom dan naar onze cursus wetenschapsjournalistiek. Ik vertel u in mijn college alles over features – veel meer dan ik in dit relatief korte blogberichtje kwijt kan. U krijgt les van goede, ervaren wetenschapsjournalisten, krijgt huiswerk en feedback op door u ingeleverde stukken. Onze hoofdredacteur Jim Jansen bijt het spits af met een algemene inleiding in de wetenschapsjournalistiek. Onze eindredacteur Wim de Jong vertelt u alles over hoe u scherpe en duidelijke nieuwsberichten kunt schrijven. De bekende wetenschapsjournalist en hoogleraar wetenschapscommunicatie Ionica Smeets leert u alles over columns. Onze ex-hoofdredacteur (en huidig hoofdredacteur van Opzij) Irene de Bel leert u vanuit haar uitgebreide journalistieke ervaring waar u op moet letten wanneer u schrijft voor het web. En onze redacteur Yannick Fritschy gaat met u dieper in op de vraag hoe u wetenschap met behulp van uw vlotte pen toegankelijk maakt.
Tot slot geven hoofdredacteur Jim Jansen en ik u in het laatste college tips voor het begin van uw carrière als (wetenschaps)journalist en/of hoe u de door u opgedane kennis zo goed mogelijk toepast in uw huidige beroep. Want wanneer u eenmaal weet hoe u moet schrijven, is het namelijk eigenlijk pas net begonnen. Hoe zorgt u dan dat anderen uw verhalen willen lezen? Hoe zorgt u dat redacties u inhuren om voor hen te schrijven? Waar liggen wel en waar liggen geen kansen? Wij helpen u op weg.
De cursussen worden gegeven op de burelen van de New Scientist-redactie, aan de Danzigerkade in Amsterdam (goed bereikbaar met het openbaar vervoer).
Praktische informatie
- Cursus wetenschaprjournalistiek
- College ‘s avonds op 12, 19 en 26 sept en op 3, 10, 17 en 24 oktober
- Alle praktische informatie over inhoud, bereikbaarheid en inschrijven vindt u hier
- Met vragen mag u altijd mailen.
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Lees verder: