Gebaren horen bij gesproken taal. Ze versterken een boodschap en maken die voor anderen makkelijker te begrijpen. Zelfs de kleine gebaren die we onbewust maken, doen ertoe.

Iedereen gebruikt zijn of haar handen tijdens het praten. Voor de spreker hebben die handgebaren vast een betekenis, maar betekenen ze ook iets voor de toehoorder? Jazeker: die ziet aan de gebaren waar in zinnen en woorden de klemtonen zitten. We luisteren dus ook met onze ogen. Dat zeggen Hans Rutger Bosker van het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek in Nijmegen en David Peeters van de Universiteit Tilburg.

Deze taalwetenschappers onderzoeken wat voor het begrip van spraak de invloed is van – schijnbaar betekenisloze – handgebaren van sprekers, de zogeheten beat gestures of slaggebaren. De resultaten van hun onderzoek zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the Royal Society B.

Materialen die licht terugspoelen in de tijd stellen de natuurkunde op de proef
LEES OOK

Materialen die licht terugspoelen in de tijd stellen de natuurkunde op de proef

Zogeheten temporele metamaterialen werken als een soort ‘spiegels in de tijd’. Wetenschappers gebruiken deze materialen om de relativiteitstheorie ...

Wat doen we precies als we praten en wanneer maken we zo’n slaggebaar-met-betekenis? Als we een klemtoon voorbereiden in wat we aan het vertellen zijn, gaat onze arm een stukje omhoog, dus nog voordat we het woord hebben uitgesproken. Precies op de beklemtoonde lettergreep gaat de arm omlaag en hij is beneden als de klemtoon valt: ‘Nee, ik wil kóffie’.

Woordparen

Er is al onderzoek gedaan naar wat sprekers bedoelen met handgebaren die zelf iets betekenen (zogenoemde iconische gebaren, zie kader onderaan). Of luisteraars van simpele slaggebaren ook chocola kunnen maken, is echter nooit taalkundig bekeken. Peeters: ‘Onze vraag is of wat je als luisteraar hoort, afhankelijk is van wat je ziet.’

Om dit te onderzoeken hebben Bosker en Peeters een aantal tests gedaan met proefpersonen. Om te beginnen hebben ze filmpjes gemaakt, waarin ze het uitspreken hebben gefilmd van zogenoemde woordparen: twee woorden van twee lettergrepen, waarvan alleen de klemtoon verschillend is. Die klemtoon bepaalt dus welke betekenis het woord heeft: Plato versus plateau; Servisch versus servies; kanon versus canon. Bosker zegt op die filmpjes: ‘Nu zeg ik het woord… Plato.’ Of: ‘Nu zeg ik het woord… plateau.’

In zo’n filmpje maakt hij de ene keer een slaggebaar op de eerste lettergreep, de andere keer op de tweede. Echter: het geluid is gemanipuleerd. Soms zegt hij ‘plateau’, terwijl hij met zijn handen het accent correct legt op de tweede lettergreep, de andere keer benadrukt hij met zijn handen de eerste lettergreep. Datzelfde testje deden ze met Plato en met Servisch en servies. Proefpersonen moesten vervolgens met een druk op de knop aangeven welk van de twee woorden ze hoorden.

Peeters: ‘Als je het slaggebaar op het verkeerde moment maakt, beïnvloedt dat een deel van de luisteraars: 60 procent hoort het goede woord, de overige 40 procent is in de war.’ Dat is veel, vinden de onderzoekers. Bosker: ‘Het lijkt erop dat mensen wat ze zien even belangrijk vinden als wat ze horen.’

De onderzoekers wilden dat zeker weten. In een tweede test maakten ze het en verse ploeg proefpersonen moeilijker: die moesten het woord dat ze hoorden (en zagen) nazeggen. Ook weer tijdens het kijken naar filmpjes waarin de handgebaren die het accent bepalen, deels waren veranderd. Ook bij deze test trapte zo’n 40 procent van de proefpersonen in de valkuil en zeiden ze het verkeerde woord als het slaggebaar op het verkeerde moment werd gemaakt.

Subtieler was de derde test die de onderzoekers uitvoerden. Daarin onderzochten ze of zo’n slaggebaar ook bepaalt of je een korte of een lange a hoort, zoals in de woorden tak en taak. Ze filmden een halflange a, eentje die qua duur dus net tussen de korte en de lange in zit. De ene keer lieten ze die horen met een slaggebaar, de andere keer zonder.

De uitkomst was verrassend: die halflange a mét een slaggebaar dat suggereert dat er sprake is van een klemtoon, werd gehoord als de korte a van tak. Precies diezelfde klank, maar dan zonder slaggebaar, werd gehoord als de lange a van taak. Bosker: ‘Die simpele bewegingen kunnen dus zelfs beïnvloeden welke klinkers je hoort.’

Gelijktijdige verwerking

Hebben we ons die slaggebaren bewust aangeleerd? Peeters: ‘Ze zijn tijdens het ontwikkelen van taal vanzelf ontstaan. Die beat gestures komen overeen met klemtonen in spraak en je gebruikt ze zoals je je hoofd, je wenkbrauwen, je lichaam beweegt als je praat: alles om je boodschap maar zo succesvol mogelijk over te brengen.’ Bosker: ‘Spraak kan niet zonder handgebaren. En de hersenen kunnen spraak en zicht tegelijkertijd verwerken.’

In dit tijdsgewricht is het zinnig je ervan bewust te zijn dat zulke handgebaren voor je luisteraar belangrijk zijn, zeggen de onderzoekers. Peeters: ‘Door het gebruik van mondkapjes en glazen spatschermen bij bijvoorbeeld kassa’s, worden we slechter verstaanbaar. Daarom is het belangrijk je te realiseren dat handgebaren een grote rol spelen bij het begrip van spraak: die kun je dus inzetten. En bij beeldschermbellen is het raadzaam een stoel zonder armleuningen te gebruiken en ietsjes achteruit te gaan zitten, dan kunnen je luisteraars je handgebaren zien. Spraak en gebaar zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.’

Taal en gebaren

Taalwetenschappers mogen er graag over speculeren: wat gebruikte de eerste homo sapiens eerder om aan de buurman te vragen waar hij zijn speer had gelaten: gebaren of geluiden? Zeker is in elk geval dat mensen al sinds het ontstaan van gesproken taal gebaren gebruiken om hun verhaal te verduidelijken of kracht bij te zetten. Naar de bedoelingen die de spreker heeft met gebaren, is geregeld onderzoek gedaan, onder anderen door experimenteel psycholoog Jan-Peter de Ruiter. De Ruiter onderscheidt vier soorten gebaren. Ten eerste zogenoemde deiktische of wijsgebaren, om richting of een plek aan te geven: hier, daar, links, rechts. Ten tweede: emblemen, gebaren met een betekenis die in de cultuur vastliggen, zoals naar je voorhoofd wijzen wanneer iets of iemand gek is of de vinger op de lippen leggen: ‘Ssst! Zachtjes!’ De derde soort betreft iconische gebaren. Dat zijn schetsmatige tekeningen in de lucht bij een gesproken verhaal. Een spiraalvormige wenteltrap, een boom, een bal. De vierde soort die De Ruiter onderscheidt, zijn de beats, ritmische bewegingen. Naar de betekenis daarvan is nu grondig onderzoek gedaan door Bosker en Peeters. Met die gebaren blijken we accenten in zinnen en woorden aan te geven

LEESTIP. De geniale eenvoud van taal is te bestellen in onze webshop als paperback en als e-book.