Of het nu om sumoworstelaars, auto’s of stapels vuile vaat gaat, een ding hebben ze gemeen: hoe groter, des te intimiderender. Toch is die stelregel allesbehalve universeel. In het dierenrijk hebben sommige dieren juist baat bij hun kleine omvang. De teek bijvoorbeeld.

Afgelopen dinsdag stond Nederlands meest gevreesde geleedpotige in de Volkskrant, op pagina 48 en 49. In het midden was zijn met een elektronenmicroscoop gemaakte beeltenis afgedrukt, vele malen groter dan in werkelijkheid. De teek op de bewuste foto had namelijk de afmetingen van een fors konijn – en dat kwam hem niet ten goede. Zijn pootjes zagen eruit als regenwormen, op zijn platte rug groeiden enkele armetierige haartjes waar de gemiddelde cavia zijn neus voor zou ophalen.

Een licht gevoel van teleurstelling bekroop me. Was dit nu het beestje waar ik nachtmerries over had na elke boswandeling? De vijand ik angstvallig op afstand probeerde te houden door mijn broekspijpen oncharmant in mijn sokken te proppen, elke keer dat ik door enkelhoog gras struinde?

Ieder mens een persoonlijk dieet
LEES OOK

Ieder mens een persoonlijk dieet

Gezondheidseconoom Milanne Galekop onderzocht gepersonaliseerde diëten. Zijn die echt de moeite en de kosten waard?

Mijn tekenangst is de afgelopen jaren behoorlijk gegroeid. Niet alleen vanwege de vele verhalen over Lyme en over door teken overgebrachte hersenvliesontstekingen, maar vooral vanwege het simpele feit dat ik ze aantrek. In elk natuurgebied waar ik kom, weten de teken me te vinden en bijten ze zich in me vast alsof ik een lang verloren gewaande vriend ben. Elke keer dat ik zo’n bloedzuiger vervolgens met tekenpen, -pincet of –lasso te lijf ga, krijg ik een grotere hekel aan dat klein gespuis.


de Volkskrant, dinsdag 11 mei 2010

Maar bij het zien van de vrijwel kale, platte reuzenteek in de Volkskrant voelde ik vooral mededogen. Zelfs wat vertedering. Precies het omgekeerde van het ijsbeereffect dat ik vorig jaar op Spitsbergen ervoer. Ik was twee maanden op de Noordpool voor permafrostonderzoek. De eerste dag kregen we een schietcursus en achter elke gletsjer vermoedde ik een twee-meter-grote, witbehaarde beer met scherpe tanden. Met de dag groeide mijn angst voor ijsberen, het zweet stond me bij -40° Celsius op de rug. Tot de laatste avond. Toen maakte ik een boottocht en ontwaarde ik, op zo’n vijfhonderd meter afstand, twee witte stipjes. Een moederijsbeer en haar jong. Alle passagiers riepen tegelijkertijd vertederd ‘ahhhh’. Het witte monster was teruggebracht tot knuffelbeerproporties.

Wat beren en teken wel gemeen hebben, is hun reukzin. Beide soorten blijken feilloos hun neus achterna te gaan op zoek naar voedsel. ‘De teek heeft een goede neus’, zo kopte het artikel in de Volkskrant. Daaronder werd medisch entomoloog Willem Takken geciteerd: ‘Teken hebben hun neus op de voorpoten. Daar zitten fijne haartjes waarmee ze geurstoffen kunnen waarnemen.’ Ik keek nog eens naar de tekenfoto. De neushaartjes leken net zo onbeduidend als de overige beharing.

Takken vertelt in het artikel dat de reukzin van de teken kan worden misleid door speciale tekensprays, die de neushaartjes in verwarring brengen. De hoogleraar zelf heeft een broek die is doordrenkt met anti-tekenmiddel. ‘Sinds ik die broek heb, ben ik nooit meer gebeten.’
Ik wou dat ik hetzelfde kon zeggen. Elke spray die ik hanteer, heeft een averechts effect. Spuit ik royaal met deodorant, roept een vriendje ‘Je ruikt van jezelf toch lekkerder.’ En de ene keer dat ik zelf tekenspray gebruikte, kwamen de teken op mijn benen af als vliegen op de stroop.

Een beetje angstig ben ik dan ook met mijn reis naar Alaska in het vooruitzicht. Geen ijsberen dit keer, maar grizzlyberen. Die volgens mijn docenten het beste op afstand zijn te houden met een speciale berenspray. Pepperspray, gemaakt van rode chilipepers. Maar zojuist las ik een artikel van Tom Smiths, bioloog aan de Universiteit van Fairbanks, dat rode-peperspray helemaal niet zo effectief blijkt als gedacht. Beren worden er lang niet altijd door afgeschrokken. Sterker nog: sommige beren komen juist op de pittige pepergeur af.

Ik neem maar gewoon mijn deodorant mee naar Alaska. Effectief om jongens, beren en teken op afstand te houden.