Nederlandse archeologen onderzochten de afgelopen jaren een belangrijk stuk van de Via Appia, de Romeinse weg die Rome met het diepe zuiden van Italië verbond. Ze brachten niet alleen de oorspronkelijke weg in kaart, maar ook zijn ontstaansgeschiedenis.
De Italiaanse Via Appia is genoemd naar de Romeinse consul Appius Claudius Caecus, onder wiens bevel in het jaar 312 voor Christus met de aanleg werd begonnen. De weg was bedoeld als een ‘via militaris’, een weg om de Romeinse troepen snel naar het slagveld te transporteren. Dat slagveld lag toen ten zuiden van Rome, waar de Romeinen streden met de Samnieten.
Na de overwinning van de Romeinen werd de weg al snel doorgetrokken tot aan de havenplaats Brindisi in de hak van de Italiaanse laars. Deze eerste ‘snelweg naar het zuiden’ is daarna eeuwenlang gebruikt door handelaren, diplomaten en toeristen. Erlangs verrezen woningen, bedrijven, cafe’s en begraafplaatsen.
Stikstofuitstoot lokt planten naar West-Europa
Bosplanten die goed tegen stikstof kunnen, verschuiven snel van Oost- naar West-Europa. Daar brengen ze andere planten in de verdrukking.
‘De Via Appia moet in de directe omgeving van Rome een levendige aanblik hebben geboden’, zegt Stephan Mols, hoogleraar geschiedenis aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en een van de projectleiders van het onderzoeksproject Mapping the Via Appia. ‘Wat er in de Romeinse tijd precies stond en hoe de weg precies werd aangelegd, was niet bekend.’
Achterland onderzoeken
Mols en zijn team hebben in de afgelopen paar jaar een bescheiden deel van de Via Appia tot op het kleinste detail onderzocht. Het betrof een twee kilometer lang stuk, dat begint op 7,5 kilometer van het officiële beginpunt van de weg in het centrum van Rome.
Mols: ‘Er waren verschillende redenen om juist voor dit stuk te kiezen. Enerzijds ligt het dicht genoeg bij het centrum van het antieke Rome om de gevolgen van de ontwikkeling van Rome op wat er langs de weg gebeurde te bekijken, anderzijds ligt er aan dit stuk veel minder ‘moderne’ bebouwing dan dichter bij het centrum. Daardoor is het mogelijk om ook het achterland te onderzoeken.’
Twee drielingen
De Romeinse historicus Titus Livius schrijft in zijn kroniek Ab urbe condita over een conflict tussen de koning van Rome en die van de naburige stad Alba Longa.
Om een regelrechte oorlog te vermijden, besloten de koningen om twee drielingen tegen elkaar te laten vechten: drie gebroeders Horatius uit Rome tegen drie gebroeders Curiatius uit Alba Longa. De laatst overlevende kreeg de heerschappij over het hele gebied tot aan de Albaanse bergen. Een van de broers Horatius overleefde, waardoor de overwinning aan Rome toeviel.
In het midden van het onderzoeksterrein bevinden zich twee grafheuvels, waarin zich de resten van de broers Horatius zouden bevinden. Een noordelijker grafheuvel zou volgens de lokale overlevering de broers Curiatius bevatten.
Mols: ‘Dit stuk van de Via Appia was ook interessant omdat er een slinger in zit, terwijl hij ervoor en erna kilometers lang kaarsrecht is. Er moet hier dus een obstakel zijn geweest waar bij de aanleg rekening mee is gehouden.’
De onderzoekers hebben elke steen van de weg gemeten, in 3D gefotografeerd en op een digitale kaart vastgelegd. Vervolgens is het zelfde gedaan met alle objecten, van grote, soms manshoge monumenten tot de allerkleinste fragmenten. Mols: ‘Waar mogelijk hebben we het achterland tot op honderden meters onderzocht. Collega’s van het Koninklijk Instituut Rome hebben de akkers systematisch afgelopen, luchtfoto’s gemaakt en het reliëf van het landschap vastgelegd. Met behulp van elektrische weerstandsmeting is ook veel wat ondergronds nog aanwezig was in kaart gebracht.’
De onderzoekers hebben de objecten langs de Via Appia gemeten met een panoramacamera, een hogeresolutiecamera en laserscanners. Deze apparaten leveren samen 3D-projecties op van exacte posities op het aardoppervlak.
De Via Appia is onderhouden en gebouwen zijn veranderd, soms heel drastisch, en in veel gevallen gewoon afgebroken voor nieuwe bebouwing. Op twee plaatsen zijn opgravingen uitgevoerd om deze chronologische ontwikkeling beter te begrijpen.
Om inzicht te krijgen in de manier waarop de weg in de Romeinse tijd heeft gefunctioneerd, eruit heeft gezien en door de tijd heen is veranderd, moesten enorme hoeveelheden data worden vastgelegd. Hiervoor heeft het Spatial Information Laboratory van de Vrije Universiteit samen met het Netherlands eScience Center een speciale data-infrastructuur ontwikkeld. Alle gegevens zijn zo op verschillende manieren opvraagbaar, monumenten en objecten kunnen van alle kanten worden bekeken en zelfs historische veranderingen kunnen in één oogopslag zichtbaar worden gemaakt.
Gewone Romeinen
Het tracé van de weg is al die eeuwen niet veranderd. Ook de breedte (ongeveer 4,5 meter) is gelijk gebleven. Wel is het wegdek een aantal keren drastisch aangepast: vanaf de derde eeuw voor Christus werden basaltblokken gebruikt. Het plaveisel is tenminste drie keer vernieuwd en in de negentiende eeuw zijn er langs de rand rijen stenen neergelegd.
Dit stuk van de weg is weinig bewoond. De bebouwing bestond voornamelijk uit grafmonumenten, eerst alleen van de elite, later ook van ‘gewone’ Romeinen. Een aantal van deze graven is gereconstrueerd.
In het achterland verschenen vanaf de tweede eeuw na Christus enkele villa’s. De onderzoekers hopen er komend jaar achter te komen, waarom de weg op 9,5 kilometer (6 Romeinse mijl) vanaf het beginpunt een slinger maakt.