Zo’n tien procent van de variatie in inkomen uit werk wordt beïnvloed door de genen. Erfelijkheid heeft dus een stevig aandeel in hoe het in ons leven financieel gezien loopt. Dat stelt econoom en statisticus Casper Burik.
Al op het moment dat je wordt verwekt, zijn er twee factoren die grote invloed hebben op hoe je leven eruit zal zien, zegt Casper Burik. De sociale omgeving waarin je geboren zult worden: uit rijke of minder rijke ouders, in een welvarende of in een arme omgeving. En je genen: al vanaf de conceptie draag je als erfgoed vijftig procent van de genen van je vader en vijftig procent van die van je moeder bij je. Een deel daarvan heeft invloed op het inkomen dat je later mogelijk zult verdienen, stelt statisticus Casper Burik. De verschillen in beroepsinkomen zijn dus deels erfelijk bepaald.
Burik heeft onderzocht of genetische factoren een rol spelen in inkomensongelijkheid, en hoe groot die rol dan is. Samen met collega’s heeft hij de genetische gegevens geanalyseerd van zo’n 750.000 mensen die in de loop der jaren hun DNA hebben afgestaan voor wetenschappelijke onderzoeken. Daarbij zit ook het DNA van Nederlanders, onder andere dat van tweelingen uit het Nederlands Tweelingen Register van de Vrije Universiteit Amsterdam.
‘Bij mannen ruikt het meer naar kaas, bij vrouwen naar ui’: verrassende verhalen over microben
Ze zitten op je neus, op je bord, in je darmen, onder je voeten. Te klein om met het blote oog te zien, met oneindig veel en ...
Al het onderzochte DNA is afkomstig van mensen met Europese roots, zegt Burik: ‘Dat is nodig, omdat dit soort onderzoek alleen geldigheid heeft voor een groep mensen van eenzelfde afkomst. Anders worden je resultaten te veel beïnvloed door grote culturele verschillen en door discriminatie, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt.’
Grote hoeveelheden data
Die afgestane DNA-monsters met genen erin zijn heel nuttig voor de wetenschap, want er wordt wereldwijd onderzoek gedaan naar de invloed van erfelijkheid. Dit DNA zelf is al helemaal verwerkt tot enorme hoeveelheden data; daardoor kunnen onderzoekers deze informatie vergelijken met statische gegevens over allerlei praktische dingen die we weten over de bevolking. Burik: ‘Er is bijvoorbeeld al vaker onderzoek gedaan naar het verband tussen genen, gezondheid en scholing.’
Daaruit is gebleken dat erfelijkheid invloed heeft op scholing, dus op het opleidingsniveau van kinderen. Buriks onderzoek ligt in het verlengde daarvan. ‘Mijn vraag: als je dit erfelijke verband vindt voor scholing, wat is dan het mogelijke effect van de genen op inkomen?’ Het is niet eenvoudig daar een vinger achter te krijgen. Om te beginnen legt de onderzoeker de genetische informatie terzijde die voor alle mensen hetzelfde is, want aan de hand daarvan kun je geen inkomensverschillen verklaren. Dat geldt voor 99 procent van het genoom (zie kader onderaan dit bericht).
Verschillen moet Burik dus zoeken in die ene procent genetisch materiaal waarin mensen van elkaar verschillen. De gegevens van de 750.000 mensen die hun DNA hebben afgestaan, heeft hij met grote precisie en eindeloos geduld gelegd naast wat bekend is over de inkomens van mensen. De vraag die zich dan opdringt is of hij daardoor ook de vinger op de ‘zere plek’ heeft kunnen leggen, of hij het gen heeft gevonden dat zo veel invloed heeft op het beroepsinkomen en daarmee op de inkomensongelijkheid. Burik moet lachen om die vraag. ‘Er is geen gen voor inkomen’, zegt hij.
Die vergelijking van erfelijke eigenschappen en inkomensniveau verloopt dus niet een-op-een: je legt niet iemands genoom naast zijn inkomen, waarna je kunt zeggen: zie je nou wel, daar in het DNA was al te voorzien hoeveel hij of zij zou gaan verdienen. ‘Je kijkt naar alle verschillen in het hele genoom en probeert te ontdekken welke stukjes samenhangen met het inkomen’, zegt Burik. ‘We hebben de uitkomst, namelijk de opgetekende verschillen in inkomen en we zien in het genoom waar verschillen zitten tussen de mensen. We hebben gekeken naar miljoenen SNP’s: dat is de variatie in het DNA in de volgorde van de bouwstenen waaruit DNA-moleculen zijn opgebouwd. Op dit kleinste niveau is verschil te vinden in het DNA van individuen. Veel locaties verspreid in het hele genoom blijken effect te hebben. Elk individueel effect is minuscuul. Maar al die minuscule effectjes bij elkaar opgeteld, leveren als je uitzoomt een patroon op dat relevant is.’
Genetische verbanden
Burik concludeert dat ongeveer tien procent van de verschillen in inkomen wordt beïnvloed door genetische varianten die mensen met gelijksoortige inkomens met elkaar gemeen hebben. ‘Maar wat we niet zien, niet kunnen weten, is de weg die daartussen zit: hóé leiden die stukjes dan tot die voorspelling over het inkomen? Wat we wél zien, is het grotere verband tussen die verschillen en de inkomensongelijkheid.’
Veel onderzoeksresultaten liggen in het verlengde van het eerder gevonden verband tussen genen en scholing. Dat is voor Burik een extra bewijs dat zijn uitkomsten steekhoudend zijn: het verband tussen de scholing die je hebt gehad en hoeveel geld je zou kunnen verdienen, mag duidelijk zijn.
Burik benadrukt dat mensen niet zomaar willoos slachtoffer zijn van hun genen: een geoormerkt genoom betekent niet vanzelfsprekend dat je het je hele leven financieel wel kunt schudden, of juist op rozen zult zitten. ‘Dat we dit vinden in de genen, wil niet zeggen dat je inkomen opeens biologisch bepaald is. Het uiteindelijke effect hangt ook af van allerlei maatschappelijke factoren, zoals het scholingssysteem: die mede oorzaken hebben ook invloed op je latere inkomen.’
Hoe zit het ook alweer
In de kern van elke menselijke cel zitten chromosomen, lange slierten DNA die onze erfelijke eigenschappen definiëren. De mens heeft 23 paar chromosomen. Sommige afgebakende stukjes in die code zijn belangrijk voor lichamelijke kenmerken of andere eigenschap pen. Die stukjes code zijn de genen. Een mens heeft ongeveer 40.000 genen, die inmiddels allemaal in kaart zijn gebracht. 99 procent van het DNA is voor alle mensen identiek. De verschillen zitten in de genen. Die verschillen zijn erfelijk. Bij de bevruchting plakt de helft van elk chromosoom van de moeder aan een half chromosoom van de vader. De twee helften samen geven bij het kind nieuwe genen. Vaak hebben veel verschillende genen samen invloed op een eigenschap. Overigens zijn genen vooral een ondergrond voor ervaring en opvoeding; die bepalen uiteindelijk hoe we worden.