Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Sebastiaan Overeem, somnoloog bij Centrum voor Slaapgeneeskunde Kempenhaeghe en de TU Eindhoven.
‘Mijn grootste moment van inzicht kreeg ik toen ik doorkreeg dat een teleurstellend resultaat je als onderzoeker ook verder kan brengen. Dat behoeft wellicht enige uitleg.
Als somnoloog doe ik onderzoek naar slaapstoornissen, maar mijn interesse in slaap werd voor het eerst gewekt in 1999 tijdens een studentenstage in het LUMC in Leiden. We keken naar mensen met narcolepsie, een stoornis waarbij mensen niet alleen overdag ongewild in slaap vallen, maar ook veel hinder ondervinden van kataplexie, het fenomeen dat ze bij sterke emoties een totale spierverslapping krijgen. Als deze mensen een goede grap horen, zakken ze soms voor een paar seconden helemaal slap in elkaar.
'Stel een leeftijdsgrens in voor euthanasie bij psychisch lijden'
We moeten terughoudender zijn met het aanbieden van euthanasie bij psychisch lijden, stelt psychiater Jim van Os. Vooral bij jonge mensen.
Met neuroloog Gert Jan Lammers en hoogleraar neurofysiologie Gert van Dijk zijn we dat gaan meten. We maten niet het inzakken zelf, maar het verdwijnen van de zogenaamde Hofmann-reflex, die verdwijnt als er geen normale spierspanning is. We lieten mensen humoristische plaatjes zien, waar ze om moesten lachen.
Inderdaad verdween de reflex, een resultaat dat ondersteuning bood voor het idee dat die kataplexie een uiting is van de normale spierverslapping die je hebt tijdens de droomslaap. Het bleek dat het hersengebied dat tot die verslapping leidt, bij narcolepsie ook sterk geactiveerd wordt buiten de slaap.
In de hoop hiermee ook een diagnostische test voor kataplexie te hebben gevonden, moest ik nog wel een controlegroep van mensen zonder narcolepsie meten. Die bleken zowaar een soortgelijke reactie te vertonen: ook bij hen zakte de reflex in. Teleurgesteld vertelde ik dit aan Gert van Dijk, die juist heel enthousiast reageerde. Hij zag direct dat we klaarblijkelijk het mechanisme van het spreekwoordelijke slap van het lachen hadden ontdekt. Uiteindelijk leidde het niet alleen tot een publicatie in the Lancet, maar kreeg ik het inzicht dat, als je iets zoekt, je vervolgens iets anders kunt vinden.
Op die dag wist ik dat ik verder wilde in het slaaponderzoek. Vijfentwintig jaar later doe ik dat nog steeds met veel plezier. Op de TU Eindhoven ontwikkelen we samen met het Centrum voor Slaapgeneeskunde Kempenhaeghe nieuwe technologie om slaap beter te kunnen monitoren bij mensen met allerlei slaapstoornissen.’