Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: Martijn Wieling, bijzonder hoogleraar Nedersaksische/Groningse Taal en Cultuur.
‘’Kopstubber’ en ‘bozzem’ zijn prachtige voorbeelden van woorden in dialect. Ze betekenen respectievelijk ‘ragebol’ en ‘schoorsteenmantel’ en in het niets lijken deze woorden uit de Nedersaksische streektaal op het Nederlands. Dialecten zijn varianten van het Nederlands, het Nedersaksisch, of een andere taal gekoppeld aan de plaats waar je geboren bent. Elk dialect heeft zijn eigen afzonderlijke kenmerken en de taal die in een bepaalde plaats wordt gesproken is in een nabijgelegen plaats alweer wat anders door nieuwe karakteristieke eigenschappen. Onderzoek doen naar taal is echt geweldig omdat taal continu in beweging is, er altijd variatie is en iedereen een eigen idee heeft van wat goed is. Taal is daarnaast veelzeggend over afkomst, sekse, sociaaleconomische status en karakter.
‘Een heus eureka-moment beleefde ik in mijn onderzoek naar het verschil in dialect tussen noordelingen en zuiderlingen. Met behulp van sensoren die ik plaatste op de tong vergeleek ik een groep leerling uit Groningen en Gelderland. Ik liet ze woorden uitspreken in het Nederlands en in hun dialect en ik mat hun tongbewegingen. En wat bleek? De kinderen uit Groningen plaatsen hun tong verder achter in de mond dan de kinderen uit Gelderland. Dat deden ze zowel in het Nederlands als in het dialect. Hoewel dit voor een leek misschien niet interessant lijkt, waren wij enorm blij. Er is namelijk nog maar weinig bekend over structurele tongpositieverschillen tussen afzonderlijke talen en dialecten. Deze resultaten kunnen daarnaast bijvoorbeeld helpen bij het aanleren van een vreemde taal. Ons artikel werd uiteindelijk vier jaar na de start van dit project gepubliceerd, dus om dat te vieren zijn we wel even het café ingedoken.’
'Een diverse omgeving doet er niet toe als het gaat om opvattingen over nationale identiteit'
Wonen in een diverse stad, zoals Amsterdam of Rotterdam, heeft weinig invloed op hoe mensen denken over de nationale identiteit, ontdekte socioloog Ma ...
Wieling maakte ook een stripverhaal over zijn onderzoek naar het Nederlandse dialectlandschap.