Voor het eerst is systematisch onderzoek gedaan naar de nachtvlinders van Amsterdam. Daarbij werden vijf voor de stad nieuwe soorten ontdekt.
Motten hebben een niet al te beste naam. Mensen denken al gauw aan de beestjes die hun kleding opeten, al is dat de rups van slechts één van de 2400 soorten, die bovendien zeldzaam is. Ook hebben nachtvlinders niet zulke uitbundige kleuren als dagvlinders en vliegen ze ’s nachts, waardoor weinig mensen ze zien.
Toch zijn nachtvlinders belangrijk, alleen al als schakel in de voedselketen: de rupsen worden door vogels gegeten, de vlinders zijn een belangrijke prooi voor vleermuizen. Bovendien spelen ze een grote rol in de bestuiving van bloemen. Voorzichtig wordt zelfs aangenomen dat de rol van nachtvlinders daarin net zo groot is als die van bijen.
Onbekende sterrenbeelden aan de hemel
Govert Schilling maakt je wegwijs aan het firmament. In december 2024 werpt hij een blik op onbekende sterrenbeelden.
Geliefder
Om de soortgroep bekender – en daarmee geliefder – te maken, startten twee liefhebbers uit de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) een onderzoek naar nachtvlinders in Amsterdam. Nog niet eerder was dat systematisch gedaan. In 2020 monitorde Edo Goverse 23 keer 12 verschillende plekken in en rondom de stad. Goverse: ‘Er zijn een stuk of tien personen in Amsterdam die geregeld inventarisaties uitvoeren in hun eigen tuin of op hun balkon, maar buiten die plekken is bijna niks over nachtvlinders in onze stad bekend.’
Goverse vroeg fondsen aan om materialen aan te schaffen (een sterke lamp, een aggregaat, een wit doek), waarmee hij midden in het veld nachtvlinders kan bestuderen. Hij inventariseerde onder andere in het Geuzenbos, het Diemerbos en het Amsterdamse Bos.
Belangrijk onderdeel van het onderzoek was het publiek erbij te betrekken – al was 2020 vanwege de coronamaatregelen daarvoor een lastig jaar. Goverse richtte een appgroep op met mensen van wie hij wist dat ze interesse hebben in nachtvlinders en organiseerde bij gunstig weer pop-upexcursies.
Lichtbron
Het felle uv-licht van de lamp trekt nachtvlinders aan. Het is niet bewezen waarom, maar motten komen waarschijnlijk op het licht af omdat ze zich op licht (normaal gesproken: maanlicht) oriënteren. De onderzoekers hangen een wit doek op naast de lichtbron, waarop de nachtvlinders gaan zitten om te rusten. Daarop kunnen ze goed bestudeerd en gefotografeerd worden. Goverse: ‘Sommige blijven de hele avond zitten, andere vliegen na een tijdje weer weg.’
Vanaf de schemering bestudeerden de liefhebbers drie of vier uur lang wat voor motten op het doek kwamen zitten. ‘Je hebt soorten die vroeg in de schemering komen’, zegt Goverse, ‘maar de meeste pijlstaarten – die zo groot als je hand zijn – vliegen pas tegen een uur of twee, drie.’
In totaal telden ze 216 soorten nachtvlinders en 155 soorten microvlinders (hele kleine motjes). In Nederland zijn 858 macrovlinders en 1550 microvlinders bekend.
Satijnstipspanner
Vijf van de waargenomen soorten waren nooit eerder in de omgeving van Amsterdam gezien. Dat waren de satijnstipspanner, de heremietuil, de eikentandvlinder en de wilgentandvlinder in het Diemerbos en de bochtige smele-uil in de Oeverlanden. Goverse zocht voor elke soort in de Nationale Databank Flora en Fauna na of hij eerder in of rondom Amsterdam was gezien. Hij maakte met een verdeelsleutel uit of de soorten veel of weinig voorkwamen.
Goverse: ‘Daaruit bleek dat 35 procent van de soorten die ik zag, zeer weinig wordt gezien – een bezetting tussen de een en de tien kilometerhokken met één of meerdere meldingen. Dat vond ik een opvallende verdeling. Daardoor besef je dat er hier nog weinig systematisch pnderzoek naar nachtvlinders is gedaan.’
Goverse, die werkt voor reptielen-, amfibieën-, en vissen-organisatie Ravon, pluist in zijn vrije tijd uilenballen uit en zet nachtcamera’s uit om marterachtigen op te sporen. Nachtvlinders waarvan hij verwacht de komende jaren elk jaar enkele nieuwe soorten voor de stad te ontdekken, bestudeert hij sinds een aantal jaren. ‘Een mot is een mot, totdat je je openstelt voor de kleuren en de diversiteit van de soorten’, zegt hij. ‘Als je weet dat een nachtvlinder als het klein muisbeertje – die we in Amsterdam hebben gezien – twee jaar in een rietstengel leeft voordat hij zich verpopt en slechts een week vliegt… Een andere heel leuke vangst was de essenspanner, die vooral in Zuid-Limburg en in de Kennemerduinen voorkomt, en blijkbaar ook in Amsterdam-West, waar veel essen staan.’
Nachtvlinders lijken vaak sterk op elkaar. Alle foto’s die de onderzoekers maakten, zijn gevalideerd door externe deskundigen. Trees Kaizer van de KNNV ondersteunde Goverse bij het onderzoek. Kaizer doet zelf al jaren onderzoek naar nachtvlinders in haar eigen tuin. ‘Geen nachtvlindernacht is hetzelfde, het is altijd een verrassing. Afgelopen nacht had ik een bruine essenuil. Die had ik in 2015 voor het laatst gezien in mijn tuin.’
Muisbeertje
Kaizer is blij met het onderzoek naar nachtvlinders dat Goverse in Amsterdam is begonnen. ‘Als oudere vrouw ga ik niet met allemaal licht aan de rand van Amsterdam staan, dat is niet veilig. Dat is ook de reden dat ik vooral nachtvlinders kijk in mijn eigen tuin, of met andere mensen tijdens een excursie.’
Ze vond het opvallend dat uit het onderzoek een aantal bijzondere soorten kwam. ‘Het muisbeertje vond ik wel heel leuk, omdat die eigenlijk alleen maar op zandgronden voorkomt.’
Volgens De Vlinderstichting wordt nachtvlinders kijken steeds populairder. Jurriën van Deijk, coördinator van het Landelijk Meetprogramma
Nachtvlinders: ‘Vorig jaar kregen we 450.000 waarnemingen binnen, bijna 150.000 meer dan in 2019. Steeds meer mensen weten hoe ze nachtvlinders moeten lokken – de felle lampen zijn makkelijk te krijgen en De Vlinderstichting heeft een nieuw type val op de markt gebracht, een emmer met led-lampjes waarin de vlinders gemakkelijk ’s ochtends te bekijken zijn.’
Dankzij het werk van al die enthousiastelingen zijn er in 2020 maar liefst vijf nieuwe macronachtvlinders voor Nederland ontdekt: de grote berkenwespvlinder, de sneeuwbalwespvlinder, het klein geel weeskind, het zuidelijk eikenuiltje en de sierlijke haarbos. Van Deijk denkt dat de coronacrisis geholpen heeft bij de toename van het aantal doorgegeven waarnemingen. Ook de ontwikkelingen op het terrein van automatische beeldherkenning, waarbij met een foto de nachtvlinder automatisch op naam kan worden gebracht, zal hebben bijgedragen.