Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Nico W. Van Yperen (63), hoogleraar sportpsychologie bij de Rijksuniversiteit Groningen.

‘Van kinds af aan heb ik altijd gesport, meestal gericht op één specifieke sport. Ik begon met judo, ging voetballen, om vervolgens op landelijk niveau te gaan waterpoloën. Via het volleybal en tennis speel ik nu op seniorenniveau golf in de op een na hoogste klasse. Dat bevalt goed.

Als hoogleraar doe ik onderzoek naar sportmotivatie, en ik vind het leuk en nuttig om zelf te blijven ervaren hoe het is om op een bepaald niveau competitief te sporten. Mensen sporten om het spelelement, het sociale, de fitheidscomponent en om de competitie. Onderzoek naar dat laatste onderdeel leidde bij mij tot een eurekamoment. Al tientallen jaren wordt onderzocht wat de motivatie is van sportende mensen. Het blijkt dat slechts 10 tot 15 procent van de ondervraagden ‘winnen’ het belangrijkste doel vindt.

Wat is het geheim achter het succes van de wereldtop? ‘Luie toppers bestaan niet in het zwemmen’
LEES OOK

Wat is het geheim achter het succes van de wereldtop? ‘Luie toppers bestaan niet in het zwemmen’

Bewegingswetenschapper Aylin Post volgde vijf jaar lang zwemtalenten op weg naar de top. Ze analyseerde miljoenen zwemtijden ...

Nico W. van Yperen

Ik vond deze cijfers apart, omdat sport per definitie een competitieve context is, waarbij winnen en verliezen centraal staan. Daarom ben ik een nieuw onderzoek gestart, waarin ik een groep van 647 competitieve korfballers verschillende doelen voorlegde: jezelf verbeteren, vooruitgaan, niet verliezen, jouw prestatie ten opzichte die van anderen verbeteren. Zij gaven aan hoe belangrijk elk doel voor hen was. Vervolgens moesten ze hun allerbelangrijkste, overkoepelende doel aanwijzen.

Ik zat op mijn werkkamer op de universiteit toen de cijfers uit de computer kwamen rollen. Tot mijn blijdschap zag ik dat 51,4 procent aangaf dat ze winnen het allerbelangrijkste vinden, maar ook dat deze sporters veel waarde hechten aan zelfverbetering en optimale taakuitvoering, om hun kansen op winnen te optimaliseren.

‘Yes’, dacht ik. Door mijn ervaring in de sportwereld wist ik al dat het zo was, maar het was nog nooit via onderzoek aangetoond. De les is dat je het stellen van doelen hiërarchisch moet benaderen. Voor de meeste sporters is ‘beter willen zijn dan anderen’ het belangrijkste doel. De andere doelen zijn meer dienend. En dat klopt natuurlijk ook. Neem de recente bekerfinale, een draak van een wedstrijd, maar winnaar PSV juichte er niet minder om.’