Vanuit Alaska kwam het verzoek om voor aanvang van de cursus een korte presentatie over mezelf te maken. Als introductie voor mijn medecursisten. Drie powerpointslides zouden volstaan, stond onderaan de e-mail.
Meteen doemde de vroegere vriendenboekjesangst op: dat mijn antwoorden minder spitsvondig en origineel zouden zijn dan die van klasgenootjes. Waar je in vriendenboekjes nog enigszins werd gestuurd door categorieën als ‘lievelingskleur’, ‘dit neem ik mee naar een onbewoond eiland’ en ‘lekkerste eten’, ben ik bij deze presentatie op mijn eigen creativiteit aangewezen. Jezelf presenteren is altijd lastig, of je nu op een feestje bent of op een wetenschappelijk congres. In een paar zinnen wil je de ander ervan overtuigen dat je leuk en interessant genoeg bent om mee te praten, zonder jezelf teveel op de borst te kloppen.
Toch kan ik met zo’n presentatie het beeld dat anderen over mij hebben hooguit wat bijschaven. Hun eerste indruk hebben ze allang gevormd tegen de tijd dat mijn eerste powerpointslide in beeld verschijnt. Of, zoals wetenschapsjournalist Mark Mieras in zijn boek Liefde een willekeurige eerste ontmoeting beschrijft: ‘Achter de schermen zijn je hersenen als een razende aan het werk. Vraag 1: Is dit een engerd? Vraag 2: Zou dit een interessante partner kunnen zijn?’
Egocentrisch, verwend en eenzaam? Het stereotype van het enig kind onder de loep
Welk effect heeft opgroeien zonder broers en zussen werkelijk op het welzijn en de persoonlijkheid van een enig kind?
Eigenlijk had ik het boek van Mieras willen bewaren voor in het vliegtuig, maar toen ik eenmaal was begonnen met lezen kon ik het niet meer wegleggen. De liefde fascineert. Nu ben ik altijd al een vrouwenbladenverslindster geweest en bespreek ik met vriendinnen uitgebreid het ondoorgrondelijke jongensbrein. Maar in tegenstelling tot al die speculerende damespraat zegt Mieras in zijn boek waar het op staat: of er een vonk overslaat, hangt af van uiterlijk en geur. Zo simpel is het.
Een beetje ontnuchterend is het wel. Mijn pogingen mannen met humor aan de haak te slaan, blijken bijvoorbeeld nogal zinloos. Vrouwen mogen mannenhumor weliswaar heel opwindend vinden (in de hersenen wordt hetzelfde beloningscentrum geprikkeld als bij het kijken naar een brede kaaklijn), andersom is dat minder sterk het geval.
Gelukkig weet ik dankzij Mieras ook dat ik blij mag zijn met het vet op mijn heupen. Dat geeft mijn lichaam een peervorm – er zijn ook appel- en banaanvrouwen – en een peer is een aantrekkelijk type ‘vruchtlichaam’. Of, zoals Mieras zegt: ‘Heupvet bevat veel omega-3-vetzuren, en een kind dat daar tijdens de zwangerschap uit kan putten krijgt er goede hersenen van.’
Nog een inzicht: ik ben een dopaminevrouw. ‘Mensen die in hun hersenen van nature veel dopamine aanmaken staan snel in vuur en vlam als het gaat om nieuwe, verrassende ideeën. Ze vallen op spitsvondigheid en scherpzinnigheid en zijn snel verliefd.’ Geen wonder dat ik als een blok gevallen ben voor Mieras, nog zonder dat ik hem ooit gezien of geroken heb – zijn boek staat vol verrassingen. Zo heb ik geleerd dat mannen te verleiden zijn met de geur van dropdonuts of lavendel-pompoentaart. Wij vrouwen zijn gemakkelijker aan de haak te slaan en blijken al opgewonden te raken van komkommerlucht.
Ook blijkt dat verliefde mensen weliswaar enige dwangneurotische trekjes vertonen en lage serotonineniveaus hebben, maar ook een verhoogde Nerve Growth Factor hebben, die, aldus Mieras, ‘de hersencellen aanzet tot een ontwikkelingsspurt.’ Misschien een idee voor een geslaagde openingszin? ‘Als je verliefd op me wordt, is dat goed voor je hersenen!’
Voorlopig houd ik het even bij zakelijk flirten. Inspiratie voor mijn presentatie heb ik in ieder geval al gevonden. ‘Hi, ik ben Gemma. Ik heb een peervormig lichaam, bezit een flinke dosis dopamine en ruik naar dropdonuts.’ Succes verzekerd.