Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: Mariska van Steensel, neurowetenschapper bij het hersencentrum van het UMC Utrecht.
‘Ik doe onderzoek naar de mogelijkheden om mensen die niet meer kunnen praten, door bijvoorbeeld een spierziekte zoals ALS of een herseninfarct, weer te laten communiceren. Dat gebeurt dan via hersensignalen.
We hebben tot nu toe met drie personen gewerkt bij wie we op de hersenen elektroden hebben geplaatst. Van de buitenkant zie je hier niets van, en doordat de elektroden direct op de hersenen liggen, krijg je een heel goed signaal. Het implantaat heet een brein-computer-interface, een BCI. Deze zet signalen van de hersenen om in een antwoord of een actie.
'Stel een leeftijdsgrens in voor euthanasie bij psychisch lijden'
We moeten terughoudender zijn met het aanbieden van euthanasie bij psychisch lijden, stelt psychiater Jim van Os. Vooral bij jonge mensen.
Overal ter wereld wordt met BCI’s gewerkt, maar bij het UMC Utrecht doen we het net anders dan elders. Dat heeft geleid tot mijn grootste moment van inzicht. We hebben ons ten doel gesteld om implanteerbare BCI’s bruikbaar te maken voor de thuissituatie. Nadat de drie personen in het ziekenhuis een BCI kregen, zijn we met hen thuis gaan trainen. Zo zijn we erachter gekomen dat onverwachte factoren een grote rol spelen bij het dagelijks thuisgebruik van de BCI. Een goede balans tussen de accuraatheid van het systeem en de moeite die mensen moeten doen om het te bedienen, bijvoorbeeld.
Deze drie mensen leren ons dingen die we nooit in een laboratoriumsituatie zouden kunnen zien. Ze zijn dus van grote invloed op de verdere ontwikkeling van dit apparaat.
In 2015 zijn we met onze eerste deelneemster begonnen. Nu, vijf jaar later, is de BCI haar primaire communicatiemiddel, omdat haar spieren – en zeker ook haar oogspieren, waarmee ze voorheen veel duidelijk kon maken – ver zijn achteruitgegaan. Door deze mevrouw zijn we erachter gekomen dat het niet alleen om het voeren van een gesprek gaat, maar dat het eigenlijk nog belangrijker is dat mensen in alle situaties in staat moeten zijn om een spreekwoordelijke belletje te laten rinkelen. Stel ze heeft jeuk, dan moet je iemand kunnen waarschuwen. Dat verbetert de kwaliteit van het leven van deze groep mensen.’