Gisteren had ik een discussie met een collega over waarom het Nederlands eigenlijk zo’n geslachtsloze taal is. Vooral qua lidwoorden dan: we hebben alleen ‘de’ en ‘het’, terwijl er in het Duits en allerlei andere talen ook een duidelijk onderscheid is tussen mannelijk en vrouwelijk.

Die collega is cultuurwetenschapper en zijn vraag was toen: Wat zegt het over ons Nederlanders, als we het mannelijk-vrouwelijkonderscheid zo makkelijk overboord gooien, terwijl het in de Franse of Duitse taal echt verankerd lijkt? Mijn antwoord als taalwetenschapper luidde dat het niet per se een culturele kwestie hoeft te zijn. Taal is soms ook een organisme op zich, dat verandert omdat het beïnvloedt wordt door omringende taalorganismen.

Dus zocht ik een deskundige die in de zomer nog op haar of zijn werkplek te vinden was om de kwestie op te lossen. Bij de tweede poging was het raak: Hans Bennis, directeur van het Meertens Instituut en hoogleraar taalvariatie aan de Universiteit van Amsterdam, nam de telefoon op. Hij relativeerde mijn vraag direct. Er zijn nog Vlaamse dialecten die wel degelijk onderscheid maken tussen mannelijke en vrouwelijke woorden, met zelfs een apart onbepaald lidwoord voor mannelijke woorden: ‘nen’, waar wij voor alle zelfstandige naamwoorden maar één onbepaald lidwoord hebben: ‘een’.

Wat maakt ons mens? Deze fossielen herdefiniëren onze evolutionaire oorsprong
LEES OOK

Wat maakt ons mens? Deze fossielen herdefiniëren onze evolutionaire oorsprong

Wat is een mens? Hoe meer we leren over onze familieleden van weleer, hoe moeilijker het wordt om het begrip ‘mens’ te definiëren.

Met cultuur heeft taalverandering volgens Bennis niks te maken. “Het Nederlands zit middenin een algemeen proces van taalverandering waarbij geslachtseigenschappen uit de taal verdwijnen. Alle Germaanse talen doorlopen dat proces.” Ondertussen zijn bij ons de verschillende lidwoorden voor mannelijke en vrouwelijke woorden dus al gesneuveld. Hij noemde het Afrikaans als voorbeeld van een taal die nog maar één bepaald lidwoord heeft, dus ook geen aparte ‘de’ en ‘het’ meer. En ook het Engels is wat dat betreft verder geëvolueerd dan het Nederlands.

In het Duits – of eigenlijk: het Hoogduits – is het geslachtssysteem nog wel helemaal in werking, net als in het Frans en de andere Romaanse talen. Dat betekent niet dat Nederlanders luier zijn dan Duitsers of Fransen, of minder doordrongen van man-vrouwverschillen, maar dat ze op een ander punt zitten in het constante proces van taalverandering.

“Vragen waarom taal verandert, is voor mij hetzelfde als vragen waarom bananen krom zijn”, zei Bennis. Toch was hij te verleiden tot een speculatie. “Taalverandering heeft vaak iets te maken met de hoeveelheid mensen die een taal leren als tweede taal. Wat betreft geslacht moet je van ieder woord apart leren of het mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is, bijvoorbeeld ‘het’ huis en ‘de’ woning. Dat onderscheid is in het Nederlands inmiddels totaal onzinnig, het betekent niks meer.” En dat maakt het ontzettend moeilijk om te leren.

Denk maar aan de lessen Duits, waarbij je voor elk woord erin moest stampen of het ‘der’, ‘die’ of ‘das’ is, met alle bijbehorende vervoegingen. Dat was toch geen doen. Ik kan niet wachten tot het Duits ook zover is als het Nederlands. Misschien kan ik de evolutie wel wat versnellen en op mijn weekendje Berlijn alleen nog maar ‘die’ als lidwoord gebruiken.